Obese moeders lopen een verhoogd risico om te bevallen van een kind met een hoog geboortegewicht en kinderen met een hoog geboortegewicht hebben meer risico om zwaarlijvig of obees te worden. Bovendien hebben zwaarlijvige vrouwen meer kans op zwangerschapsdiabetes, wat gepaard gaat met een verhoogd risico op overgewicht of obesitas bij hun nakomelingen(2).
In een studie werd het risico van een kind op obesitas in de vroege kinderjaren gekwantificeerd aan de hand van de vraag of de moeder zwangerschapsdiabetes of obesitas vóór de zwangerschap had. Uit de resultaten bleek dat vijfjarigen van moeders met zwangerschapsdiabetes, obesitas vóór de zwangerschap of beide, een éen tot vijf keer zo groot risico liepen op obesitas(4). Bovendien volgen zwangere vrouwen met obesitas en overgewicht vaak niet de aanbevelingen van het Institute of Medicine (IOM) voor gewichtstoename tijdens de zwangerschap in vergelijking met vrouwen met een normaal lichaamsgewicht. Uit studies blijkt dat het niet volgen van deze richtlijnen gepaard gaat met een verhoogd risico op overgewicht of obesitas bij hun nakomelingen. Bovendien suggereren studies dat obesitas van de moeder tijdens de zwangerschap tot een risico op obesitas bij de nakomelingen kan leiden door verstoring van de eetlust, het metabolisme en het activiteitenniveau(2).
De preventie van obesitas bij kinderen is erop gericht gedragsveranderingen te bevorderen vanaf de conceptie tot de adolescentie en de volwassenheid. De uitdaging is des te groter omdat ook het gezin, de school, de samenleving, de media en de politiek erbij betrokken zijn. Gegevens over preconceptie-interventies ter voorkoming van obesitas bij kinderen zijn schaars. Het gebruik van supplementen kan doeltreffend zijn bij ondervoede moeders om het risico van een klein kind met een laag gewicht, een risicofactor voor latere zwaarlijvigheid, te voorkomen. De toepassing van ‘Eerste 1000 dagen’-interventies, die beginnen in de vroege zwangerschap en doorlopen tot de eerste 24 maanden van het kind, om zwaarlijvigheid bij moeder en kind te voorkomen, is in verband gebracht met een bescheiden vermindering van de gewichtstoename tijdens de zwangerschap. Uit onderzoek is ook gebleken dat voedingsadvies het risico op zwangerschapsdiabetes met 46% doet dalen. Studies tonen ook aan dat voedingsadvies het risico op zwangerschapsdiabetes met 46% vermindert(5).
Borstvoeding heeft een beschermend effect op de ontwikkeling van zwaarlijvigheid in de kindertijd en op volwassen leeftijd. Het ziet er naar uit dat deze bescherming des te belangrijker is naarmate de borstvoeding langer duurt. Ten slotte is het niet duidelijk of borstvoeding een groter beschermend effect heeft dan zuigelingenvoeding. Studies naar de kenmerken van flesvoeding in het eerste levensjaar in verband met het risico van overgewicht of obesitas zijn vooral toegespitst op het eiwitgehalte. Formules met een laag eiwitgehalte worden in verband gebracht met een lager gewicht op 6-12 maanden, een lagere BMI op 12 maanden tot zes jaar en een lager risico op overgewicht op de leeftijd van zes jaar.
Aanvullende voeding wordt aanbevolen tussen 4 en 6 maanden oud, maar niet eerder, omdat er een verband bestaat tussen de invoering ervan vóór de leeftijd van 4 maanden en verhoogde adipositas (ophoping van vet in een bepaald deel van het lichaam). Er is geen duidelijk verband tussen het tijdstip van invoering van aanvullende voeding en het risico op overgewicht of obesitas. De invoering van aanvullende voeding hangt af van de kenmerken en de ontwikkeling van het kind, vooral als het te vroeg geboren is. Wat de eiwitinname betreft, is het raadzaam bij de introductie van aanvullende voeding niet meer dan 15% van de totale energie-inname te gebruiken als beschermende maatregel tegen overmatige gewichtstoename.
Uit veel onderzoek blijkt dat inspanningen voor de preventie van obesitas niet alleen gericht moeten zijn op wat kinderen eten, maar ook op hoe ze eten. Er zijn aanwijzingen dat veel kinderen hun voedselinname aanpassen aan de calorische dichtheid van het voedsel en de energie-uitgaven om een gezonde groei te handhaven. In een recente publicatie stelt de American Heart Association dat de manier waarop ouders reageren op de honger- en verzadigingssignalen van een kind een goede ‘zelfregulering op voedingsgebied’ en een laag risico op obesitas kan bevorderen. De voedingsstijl van ouders wordt geëvalueerd aan de hand van twee dimensies: de mondigheid van het kind en de eisen van de ouders. Er zijn aanzienlijke aanwijzingen dat kinderen hun voeding beter zelf reguleren wanneer hun ouders een voedingsomgeving bieden die grenzen stelt aan het eten, zoals etenstijden en het soort voedsel dat kinderen eten(6).
De nefaste gevolgen van obesitas voor de gezondheid zijn in grote mate rechtstreeks verbonden met abdominale obesitas. Terwijl de risicofactoren voor overgewicht en obesitas goed bekend zijn, is er minder kennis over de risicofactoren voor abdominale obesitas, vooral bij de kleuters(7).
Wat zijn de risicofactoren voor abdominale obesitas bij kleuters? Om deze vraag te beantwoorden, gebruikten onderzoekers gegevens van een cohort van 1.540 kinderen geboren tussen oktober 2007 en december 2008 in Halland County, zuidwest Zweden. Gewicht, lengte en tailleomtrek werden negen keer gemeten gedurende de eerste vijf jaar, waarbij de eerste meting werd verricht 0-45 dagen na de geboorte. Tegelijkertijd vulden de ouders vragenlijsten in over de voeding, gezondheid en levensstijl van hun kind(7).
Op vijfjarige leeftijd had 15% van de kinderen een standaardafwijking van de tailleomtrek, en 11% van de kinderen had obesitas of overgewicht. Obesitas en overgewicht werden in verband gebracht met een snelle gewichtstoename bij 0-6 maanden en 6-12 maanden en met de BMI van de moeder vóór de zwangerschap. Op basis van deze observaties concluderen de auteurs dat interventies ter voorkoming van abdominale obesitas en overgewicht bij kinderen gericht moeten zijn op snelle en vroege gewichtstoename bij kinderen, en op overgewicht en obesitas bij de ouders(7).
Inzicht in de werking van de mechanismen die op moleculair niveau aan de basis liggen van de ontwikkeling van obesitas bij kinderen, kan helpen bij het vaststellen van gerichte interventiebenaderingen om obesitas te voorkomen en de verbanden tussen obesitas en stofwisselingsziekten (op moleculair niveau) te verklaren.
In dit verband kan metabolomics (de studie van kleine moleculen die aanwezig zijn in een weefsel, cel, orgaan of organisme) ons inzicht in bepaalde biologische verschijnselen verbeteren. Voeding, lichaamsbeweging, het microbioom (de gemeenschap van micro-organismen die een bepaald gebied bewonen, zoals de mond, de darmen of de huid) en toxinen spelen een rol. In 41 publicaties werd onlangs een typisch profiel van obesitas bij kinderen vastgesteld. Verder onderzoek is nodig om deze profielen te identificeren of te verfijnen en hun verband met het risico op het ontwikkelen van overgewicht of obesitas te bestuderen(8).
Kinderen met overgewicht en obesitas hebben veel meer risico om op volwassen leeftijd zwaarlijvig te worden dan kinderen met een normale BMI, en het is voor volwassenen moeilijker om het overgewicht daarna weer kwijt te raken. Om de groeiende volksgezondheidscrisis als gevolg van de toenemende prevalentie van obesitas bij kinderen te bestrijden, is het van essentieel belang over doeltreffende en goed onderzochte behandelingsmogelijkheden te beschikken. Voor kinderen is het aantal mogelijke therapieën en het onderzoek ontoereikend in vergelijking met de behandelingen die beschikbaar zijn voor volwassenen met obesitas(9). Preventie van obesitas bij kinderen is daarom van het grootste belang.
De Body Mass Index (BMI)-meting wordt bepleit door de WHO en de meeste gezondheidsaanbevelingen verwijzen ernaar. Maar de BMI heeft ook tegenstanders.
De Body Mass Index (BMI) is bedoeld om een normaal lichaamsgewicht, overgewicht en obesitas te definiëren. De uitvinding van deze formule hebben we te danken aan de Belgische wiskundige Adolphe Quetelet (1796-1874). Hoe bereken je de BMI? Gewoon het gewicht in kilo's delen door de lengte in meter in het kwadraat, een eenvoudige berekening die op iedereen kan worden toegepast, ongeacht leeftijd of geslacht. Maar het is ook een onvolmaakte meting omdat de BMI alleen rekening houdt met lengte en gewicht, zonder enige notie van vetverdeling, leeftijd, lichamelijke activiteit, geslacht, enz. Maar ook deze factoren zijn van invloed op het lichaamsgewicht.
We zien dus mensen met dezelfde BMI, maar helemaal niet hetzelfde figuur. Het typische voorbeeld is de rugbyspeler die 97 kilo weegt voor 1,80 m, dus een BMI van 30 veroorzaakt door zijn spiermassa en niet door zijn vetmassa. Anderzijds houdt de indicator geen rekening met de verdeling van het gewicht over botmassa, vetvrije massa en vetmassa. Evenmin houdt de BMI rekening met de verdeling van de vetmassa in het lichaam, hoewel we de bijzondere gevaren kennen van buikvet dat verantwoordelijk is voor een appel- in plaats van een peervorm. Het meten van de tailleomtrek is daarom een essentiële aanvulling op de BMI.
“In België is ongeveer een kwart van alle kinderen te zwaar. 7% van die kinderen is effectief obees. De aantallen bij de zeer jonge kinderen zijn aan het stijgen”, zegt d...
Lees verder49% van de Belgische bevolking heeft overgewicht, waarvan 18% obesitas. Dat blijkt uit de Voedselconsumptiepeiling van Sciensano uitgevoerd in 2022-2023. Dat cijfer is on...
Lees verderDe jongste twintig jaar is het aantal mensen met obesitas quasi verdubbeld in ons land. Er zijn nu om en bij de 2 miljoen Belgen met een BMI van meer dan 30, wat hen defi...
Lees verderChronische myeloïde leukemie
Covid-19
Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD)
Maagkanker
Melanoom
Oogontsteking, oogirritatie of droge ogen
Overactieve blaas
Transplantatie van organen