Gepubliceerd op 23/02/2011 à 23:05
Sinds de jaren 80 is het aantal niertransplantaties met levende donoren voortdurend toegenomen. Maar wie zijn die levende donoren nu eigenlijk en welke risico's lopen ze echt?Tekst en uitleg van dokter Daniel Abramowicz, hoofd van de dienst nefrologie in het Erasmusziekenhuis.
Wie een nier wil schenken aan een naaste, verkeert het best in uitstekende gezondheid. "Aangezien het om een operatie gaat waarbij de donor niets te winnen heeft, moeten we de risico's zo veel mogelijk beperken", aldus dokter Abramowicz. "De donor moet dan ook gezond zijn, niet alleen om postoperatieve complicaties te vermijden, maar ook om er zeker van te zijn dat hij perfect kan leven met één nier zonder zelf nierinsufficiëntie te krijgen. Vandaar dat we een reeks tests uitvoeren om er zeker van te zijn dat zijn nierfunctie 'normaal en symmetrisch' is, d.w.z. evenwichtig gespreid is over beide nieren."
Maar wie zijn die vrijwillige nierdonoren nu eigenlijk? "Er zijn twee types levende donoren", vervolgt dokter Abramowicz, "familiale donoren zoals broers en zussen, ouders en kinderen, maar ook neven, ooms of tantes, en 'emotioneel betrokken' donoren, meestal de partner."
Alleen broers en zussen kunnen volledig compatibel zijn voor alle transplantatieantigenen∗ (HLA). "Dat is meteen ook de ideale situatie, want afstoting is zeldzamer, er zijn minder antiafstotingsgeneesmiddelen nodig en de getransplanteerde nier overleeft langer." Buiten dit geval van weefselcompatibiliteit is er tussen de andere transplantaten geen verschil inzake afstotingsrisico's en levensvatbaarheid, of het nu gaat om familieleden of niet. "Eigenlijk zijn er voor donoren geen beperkingen wat afstotingsproblemen betreft. Alleen is het ene geval al gunstiger dan het andere", aldus nog Daniel Abramowicz.
Niertransplantaties met een levende donor hebben hoe dan ook een lager mislukkingspercentage tijdens het eerste jaar (5 %, tegen 10 % bij overleden donoren). De patiënt komt niet op een wachtlijst terecht om een nier te krijgen van een overleden donor, en de getransplanteerde nier werkt gemiddels iets beter en iets langer. De donor van zijn kant is twee dagen na de ingreep meestal alweer te been en mag ten vroegste vier of vijf dagen nadien het ziekenhuis verlaten.
"Een nier afstaan, is vooral een kwestie van altruïsme", besluit Daniel Abramowicz. "De meeste levende donoren zijn dan ook familieleden of de partner van de patiënt. De levensverwachting van de donor blijft dezelfde, want je kunt perfect leven met één nier. Wel kan de ingreep ernstige complicaties veroorzaken (in 10 % van de gevallen) die zelfs dodelijk kunnen zijn (in 3 gevallen op 10.000). Toch haakt geen enkele toekomstige donor daardoor af. Integendeel, achteraf verklaart 90 tot 95 % zelfs dat ze het opnieuw zouden doen!"
Wellicht geeft het enorm veel voldoening om op die manier een dierbare te hebben geholpen .
Deel en print dit artikel
Met ouder worden krijgen we allemaal last van vaatverkalkingen (calcificaties). Daarbij vormen er zich abnormale afzettingen...Nierinsufficiëntie en hart- en vaatziekten
Bij hemodialyse moet er een fistel aangelegd worden (een verbinding tussen een slagader en een ader), meestal in de voo...Infecties van de fistel of de dialysekatheter
In de terminale fase van nierinsufficiëntie kunnen de nieren niet langer hun belangrijkste functies vervullen, met name: afvalstoffen (ureum en creatinine) en overtolli...
Neem nu de provincie Luxemburg: de grootste, maar tegelijk ook de dunst bevolkte van ons land. Hoewel de drie regionale dialysecentra ruimschoots volstaan om aan de beh...
Jan Donck, nefroloog in het AZ Sint-Lucas Gent
Bruno Woitrin, voorzitter van AIRG België
Tatiana Diakun is verpleegster en gespecialiseerd in peritoneale dialyse
Chronische myeloïde leukemie
Covid-19
Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD)
Maagkanker
Melanoom
Oogontsteking, oogirritatie of droge ogen
Overactieve blaas
Transplantatie van organen