Gepubliceerd op 23/02/2011 à 23:08
Waanideeën, hallucinaties en Alzheimer
Waarnemingsstoornissen komen frequent voor bij de ziekte van Alzheimer. Ontkenning van de realiteit of het scheppen van een eigen realiteit zijn verschijnselen die een specifieke aanpak vereisen.
Waanideeën: een foute interpretatie van de werkelijkheid
De ziekte van Alzheimer is zeker niet alleen een geheugenstoornis. Geleidelijk wordt de hele realiteitsbeleving vervormd. Naast geheugenproblemen ontstaan er soms ook waarnemingsstoornissen. Zo klaagt een alzheimerpatiënt er vaak over dat hij bestolen is. Hij is vergeten waar hij zijn geld heeft gelegd en is ervan overtuigd dat zijn spaarcenten gejat zijn. Soms ontsteekt hij zelfs in woede tegen zijn naaste omgeving. Of beschuldigt hij zijn partner ervan hem te bedriegen of complotten te smeden en daarbij onder één hoedje te spelen met de poetsvrouw of een vriend(in). Een
waanidee is dus per definitie een foute interpretatie van de werkelijkheid waaraan de patiënt echter halsstarrig vasthoudt. Zelfs met de beste argumenten van de wereld kan niemand hem ervan overtuigen dat hij compleet fout denkt.
Een frequent probleem
De frequentie van dergelijke problemen is moeilijk in te schatten. Toch komen ze ongetwijfeld voor bij meer dan 40 % (volgens sommige studies zelfs tot 70 %) van alle alzheimerpatiënten. De prevalentie is uiteraard lager in het beginstadium van de ziekte en neemt tijdens de eerste drie jaar geleidelijk toe. Deze
waanideeën gaan soms gepaard met hallucinaties; die komen weliswaar minder voor, maar zijn helaas toch niet zeldzaam. De patiënt ziet dan indringers of overledenen in huis, hoort geluiden of stemmen,
Dergelijke hallucinaties kunnen allerlei vormen aannemen, zeer beangstigend zijn voor de patiënt en tegelijk voor de omgeving heel moeilijk om mee om te gaan. Naar schatting 20 tot 30 % van de alzheimerpatiënten krijgt hallucinaties, en ook hier neemt het aantal gevallen toe tijdens de eerste jaren van het ziekteproces.
Een specifieke aanpak
Waanideeën en hallucinaties zijn des te moeilijker aan te pakken omdat de patiënt niet te overtuigen is met rationele en logische argumenten. Hij sluit zich op in zijn eigen wereldje en raakt er niet meer uit. Hem op een zachte manier geruststellen, u niet opwinden, hem in uw armen nemen,
: het zijn stuk voor stuk mogelijkheden. Als
waanideeën en hallucinaties echter frequent worden, is het essentieel om erover te praten met de arts. Sommige geneesmiddelen kunnen de patiënt doeltreffend kalmeren, zonder een zombie van hem te maken. Jammer genoeg zijn deze fenomenen soms moeilijk te verwerken voor het gezin en is het, voor het welzijn van zowel de patiënt als zijn omgeving, noodzakelijk om hem op te nemen in het ziekenhuis of zelfs definitief te plaatsen in een geschikte instelling.
Bronnen: Ropacki, AM J Psychiatry 2005, Nov.
Scarmeas, Arch Neurol, 2005, Okt.