In juli 1990 onderging ik een openhartoperatie met vijf overbruggingen. Achteraf gezien moet het donorbloed dat ik toen gekregen heb, besmet zijn geweest met het hepatitis C-virus. Want ongeveer zes weken later kreeg ik op onverklaarbare wijze geelzucht.
Ik ging naar de spoed en de dokter sprak toen van het ‘Hepatitis non A non B’-virus. Voor de geelzucht kreeg ik het advies te rusten. Maar medicatie voor dit onbekende virus was er niet. Ik kon enkel af en toe op controle gaan. Zo bleek uit twee biopsies dat mijn lever ernstig ziek was. In een poging een oplossing te vinden, nam ik deel aan verschillende wetenschappelijke studies. Maar die leverden niets op. Tijdens deze periode kreeg ik meer en meer last van gewrichtspijn, en later ook van vermoeidheid, neerslachtigheid en moedeloosheid. Toch ben ik blijven werken tot aan mijn pensioen in 2002.
De ommekeer kwam er in 2005. Toen kreeg ik een nieuwe behandeling, bestaande uit injecties met interferon alfa en tabletten ribavirine. De therapie bood 50% kans op genezing. Deze medicatie heb ik genomen van 1 februari 2005 tot en met 31 december 2005, dus voor een volle elf maanden. Dat was voorwaar geen sinecure. Ik kreeg alle gekende bijwerkingen, zoals een grieperig gevoel, vermoeidheid, slaapstoornissen, huiduitslag, felle gewrichtspijnen, een verminderd zicht en verzwakte spieren. Ik had ook last van humeurwisselingen: ik voelde me moedeloos, neerslachtig en kreeg een depressie.
Met de steun van mijn echtgenote, de artsen en de Vereniging voor Hepatitis C patiënten vzw kon ik mijn behandeling volhouden. Begin 2006 werd ik genezen verklaard. Dat was een ontzettend grote opluchting. Ik zet me nu in voor de Vereniging voor Hepatitis C-patiënten. Als bestuurslid help ik onder meer bij het organiseren van symposia, de boekhouding, het vervoer van personen en het bedienen van onze infotelefoon.
Het zijn twee protease-inhibitoren: deze geneesmiddelen blokkeren een enzym dat door het virus aangemaakt wordt. Daardoor kan het virus zich niet meer repliceren, en wordt het uitgeschakeld. Deze twee geneesmiddelen, beide in tabletvorm, vallen rechtstreeks het virus aan. Met deze nieuwe medicatie zou de effectiviteit van de huidige behandeling van hepatitis C genotype 1a en 1b verhogen van ongeveer 40% tot ongeveer 70%. Bovendien brengen ze de behandelingsduur voor heel wat patiënten terug van 48 tot 24 weken, op voorwaarde dat het virus voldoende reageert op de medicatie.
In september 2011 heeft het European Medical Agency (EMA, het Europees Geneesmiddelenbureau) het gebruik van telaprevir en boceprevir goedgekeurd bij de behandeling van hepatitis C. In België volgt na deze goedkeuring een procedure bij het RIZIV ter bepaling van de terugbetalingsvoorwaarden. Gedurende deze procedure werden ze al in beperkte mate, onder zeer specifieke voorwaarden, toegediend in gespecialiseerde centra. Sinds april 2012 is boceprevir terugbetaald voor patiënten met genotype 1, telaprevir volgt op 1 juli 2012.
Naar alle waarschijnlijkheid zullen beide geneesmiddelen deel uit maken van de standaardbehandeling van hepatitis C, genotype 1. Meer bepaald zal ofwel telaprevir, ofwel boceprevir, samen worden toegediend met de bestaande standaard combinatietherapie. De twee geneesmiddelen hebben wel een verschillend behandelingsschema:
Deze twee protease-inhibitoren zullen de bestaande therapie inderdaad wat zwaarder maken. Bloedarmoede is een bijwerking van beide producten, boceprevir geeft meer slechte smaak in de mond (metaalsmaak), telaprevir meer anale last en huiduitslag. Bovendien kunnen ze de werking van andere medicijnen beïnvloeden, bijvoorbeeld die van slaappillen of van bloeddrukverlagende middelen. Het is dus zeer belangrijk dat patiënten duidelijk aan hun arts melden welke medicijnen ze allemaal gebruiken.
Als het virus niet reageert op de protease-inhibitoren, moet er meteen mee gestopt worden. Anders kan het virus inderdaad resistent worden. Om dezelfde reden moeten patiënten zeer strikt hun medicatieschema volgen.
De nieuwe proteaseremmers zouden de effectiviteit van de huidige standaardbehandeling verhogen. Jammer genoeg neemt ook de kans op bijwerkingen toe. Zo verhoogt telaprevi...
Lees verderDe behandeling met peginterferon alfa en ribavirine kan enkele vervelende bijwerkingen veroorzaken:
Prof. dr. Peter Michielsen, Universitair Ziekenhuis Antwerpen
Jos Vandegoor, 62 jaar
Chronische myeloïde leukemie
Covid-19
Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD)
Maagkanker
Melanoom
Oogontsteking, oogirritatie of droge ogen
Overactieve blaas
Transplantatie van organen