Chemotherapie is het geheel van geneesmiddelen die door hun manier van werken de reproductie van snel delende cellen in het lichaam afremmen. Het doel is dus om de groei van een tumor te stoppen door de kankercellen te doden.
Er bestaan meerdere types geneesmiddelen voor chemotherapie, elk met hun eigen werkingsmechanisme.
Patiënten met een gemetastaseerde of uitgezaaide tumor (de tumor bevindt zich niet meer op één plek, maar heeft zich buiten bijvoorbeeld de prostaat verspreid) kunnen chemotherapie krijgen. Het effect van de behandeling is soms pas na enkele weken merkbaar. Soms voelt de patiënt zich tijdens de behandeling minder goed dan ervoor, maar de chemotherapie kan de levensverwachting van de patiënt verlengen en zijn levenskwaliteit verbeteren.
Chemotherapie wordt meestal intraveneus toegediend (met een infuus via een ader). Daarom wordt er soms vooraf bovenaan in de borstkas via een kleine ingreep een katheter onder de huid ingeplant. Anders moet men elke keer opnieuw naar een geschikte ader in de voorarm zoeken, en dat levert soms problemen op.
Chemotherapie wordt met regelmatige intervallen toegediend; na de dagen van toediening volgt telkens een rustperiode. Zo’n behandelingssessie en de daarop volgende rustperiode wordt een cyclus genoemd. Eén cyclus duurt gewoonlijk drie weken. De chemotherapie kan meerdere cycli omvatten.
Het geneesmiddel verspreidt zich door het hele lichaam. Dat heeft voor- en nadelen. Het voordeel is dat alle (bekende en onbekende) tumorhaarden bereikt en dus behandeld worden. De bijwerkingen van de chemotherapie zijn anderzijds een gevolg van het feit dat de behandeling gericht is op snel delende cellen. Er zijn in het lichaam namelijk ook gezonde cellen die zich snel delen, zoals de cellen van het ruggenmerg, het slijmvlies van het spijsverteringskanaal (mond en darmen) en de haarzakjes (die zorgen voor de groei van het hoofd- en lichaamshaar). Deze gezonde cellen kunnen dus ook d worden getroffen door de chemotherapie.
De meest voorkomende bijwerkingen (los van het type gebruikte chemotherapie) zijn anemie of bloedarmoede (verlaging van het aantal rode bloedcellen), neutropenie (verlaging van het aantal witte bloedcellen), trombocytopenie (verlaging van het aantal bloedplaatjes), haaruitval, misselijkheid, braken en aften. Maar die gezonde cellen herstellen zich. De bijwerkingen zijn dus tijdelijk.
Of deze bijwerkingen optreden en welke, verschilt van de ene patiënt tot de andere. Sommige patiënten hebben geen enkele bijwerking, de meeste ondervinden enkele lichte bijwerkingen en een aantal heeft last van matige tot zware bijwerkingen.
De voorbije jaren is er wel grote vooruitgang geboekt in het beheersen van deze bijwerkingen. Over het algemeen kunnen we zeggen dat de kans erg groot is dat de patiënt de chemotherapie goed verdraagt.
Chirurgie, het wegnemen van de prostaat, is goed voor ongeveer 59% van de behandelingen van prostaatkanker. Chirurgie wordt ook ‘totale prostatectomie’ of ‘radicale prostatectomie’ genoemd. Het wegnemen van de prostaat gebeurt via een insnede in de onderbuik of via een kijkoperatie, eventueel met behulp van een robot. Bij een kijkoperatie (laparoscopie) worden er via buisjes doorheen kleine openingen instrumenten en een camera in de buik gebracht, Zo moet niet de hele buik opengemaakt worden. Mogelijke complicaties bij een operatie zijn bloedingen (weinig frequent), incontinentie en impotentie.
Om incontinentie en impotentie te voorkomen, wordt er vandaag vooral geopereerd bij kleinere tumoren. Zo kunnen de blaassluitspier en de zenuwen die instaan voor de erectie, gespaard worden, en incontinentie en impotentie vermeden worden.
De genezing hangt af van het stadium waarin de tumor zich bevindt. Bij een lokaal gebleven tumor bedraagt het genezingspercentage bijvoorbeeld ruim 80%, bij ingroei van de prostaatkanker in de zaadblaasjes (klieren aan de achterzijde van de prostaat) ongeveer 30%. Die laatste groep patiënten hebben dan ook dikwijls een bijkomende behandeling nodig.
Artikel in samenwerking met Prof. dr. Hendrik Van Poppel en Dr. Joyce Pennings (dienst Urologie UZ Leuven)
Prostaatkanker moet zelden meteen behandeld worden. In specifieke gevallen volstaat een actieve opvolging van de prostaatkanker. Dat is zo bij patiënten ouder dan 65 jaar met een ‘brave’ prostaatkanker: een kleine Gleasonscore en lage PSA-waarden. Een actieve opvolging betekent een regelmatige controle aan de hand van de PSA-waarden, en rectaal toucher, met zonodig echografieën ter controle. Een jaar of soms eerder als er afwijkingen worden vastgesteld, worden opnieuw prostaatbiopsieën genomen. Als de tumor zich ontwikkelt tot een agressievere tumor, moet die wel behandeld worden.
Sommige patiënten hebben een behandeling nodig. Het gaat dan vooral om mannen jonger dan 65, of met een agressieve kanker. Dus niet de oudere patiënten die wellicht van een andere ziekte zullen sterven, ondanks de tumorgroei. En ook niet voor patiënten met een tumor die hen waarschijnlijk nooit zal hinderen of doden.
Artikel in samenwerking met Prof. dr. Hendrik Van Poppel en Dr. Joyce Pennings (dienst Urologie UZ Leuven)
Radiotherapie wordt vooral toegepast bij patiënten ouder dan 70 jaar en zelden bij patiënten jonger dan 65 jaar. Een kleine 30% van de behandelingen van prostaatkanker bestaat uit uitwendige radiotherapie. Bij radiotherapie wordt de tumor blootgesteld aan radioactieve bestraling. Daarbij worden de kernen van de kankercellen zo beschadigd dat ze zich niet meer kunnen delen. Maar de bestraling kan ook de gezonde cellen rond de prostaat beschadigen, zoals de huid en de blaas, en zo bijwerkingen veroorzaken.
Radiotherapie kan prostaatkanker niet genezen, maar wel de evolutie ervan vertragen. Ter herinnering het vrij unieke principe van de behandeling van prostaatkanker: omwille van de trage evolutie en van het feit dat ze doorgaans voorkomt bij oudere mannen, leven de meeste patiënten met hun kanker zonder eraan te sterven.
Op korte termijn zijn de neveneffecten beperkter dan bij chirurgie: patiënten krijgen niet meteen incontinentie- of impotentieklachten. Irritatieve plasklachten (dikwijls en urgent moeten plassen, kleine beetjes, ’s nachts opstaan…) kunnen wel onmiddellijk optreden en persisteren soms op de lange termijn. Op langere termijn, na meer dan twee jaar na de radiotherapie, kan daarentegen wel impotentie optreden.
Artikel in samenwerking met Prof. dr. Hendrik Van Poppel en Dr. Joyce Pennings (dienst Urologie UZ Leuven)
Het onderscheid tussen een goedaardige cyste en een kwaadaardige tumor is niet altijd eenvoudig. Op CT-beelden (röntgenstralen) kunnen cysten en tumoren er zeer gelijkaar...
Lees verderEerst hebben ze neoantigenen geïdentificeerd, d.w.z. specifieke eiwitten die verschijnen als normale cellen kwaadaardig worden als gevolg van genetische mutaties. De vors...
Lees verderOncologen hebben het in The Guardian over eenvoudige, uitvoerbare, dagelijkse dingen die ze doen om kanker te voorkomen.
Het Jules Bordet Instituut – het kankercentrum van het H.U.B (academisch ziekenhuis Brussel) – biedt zijn patiënten een ultra-individuele behandeling. Dit is mogelijk dan...
Lees verder"Terzake" ging op de Dag tegen Kanker een kijkje nemen in het Universitair Ziekenhuis van Antwerpen, waar naarstig aan een doorbraak wordt gewerkt: "Het is veelbelovend,...
Lees verderProf. Roumeguère, specialist in de urologische oncologie in het Erasmusziekenhuis
Prof. Patrick Flamen, diensthoofd nucleaire geneeskunde (Jules Bordet Instituut)
Dr. Antonio Renda, uroloog in het Grand Hôpital de Charleroi (GHdC)
Chronische myeloïde leukemie
Covid-19
Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD)
Maagkanker
Melanoom
Oogontsteking, oogirritatie of droge ogen
Overactieve blaas
Transplantatie van organen