20 tot 50% van de mensen die een proximale diepe veneuze trombose hebben doorgemaakt (ter hoogte van of boven de knie), krijgt achteraf het posttrombotisch syndroom. Dat is na longembolie de meest gevaarlijke complicatie bij een diepe veneuze trombose.
Het posttrombotisch syndroom wordt gekenmerkt door zware, gezwollen benen. Een gevolg van de schade die de diepe veneuze trombose aanricht in de zone waar de klonter is ontstaan. Het gaat dan onder meer om belemmerde veneuze afvoer, kapotte kleppen, zwelling of verminderde microcirculatie. Al deze risicofactoren kunnen weer een nieuwe diepe veneuze trombose uitlokken.
Dit artikel kwam tot stand met medewerking van prof. Cédric Hermans, diensthoofd hematologie in de Cliniques universitaires Saint-Luc.
Een longembolie is de meest gevaarlijke complicatie bij een diepe veneuze trombose (DVT). In België sterven elk jaar duizenden mensen aan deze ziekte.
Een longembolie ontstaat als de bloedklonter van de vaatwand loskomt, in stukjes breekt en via het bloed het hart bereikt. Een of meerdere fragmentjes van de klonter nestelen zich vervolgens in de bloedvaten die het bloed naar de longen voeren, waar het bloed normaal zuurstof ‘oplaadt’.
Bij een embolie wordt een deel van de long door de klonter versperd en daardoor niet meer van bloed voorzien. Het ‘vuile’ bloed krijgt daardoor geen nieuwe zuurstof meer.
Een longembolie kan er dus voor zorgen dat de longen niet meer voldoende zuurstof kunnen geven aan het bloed in de aders. Hierdoor krijgen ook de organen geen nieuw zuurstofrijk bloed toegeleverd.
Net als bij een diepe veneuze trombose duiken er bij een longembolie geen symptomen op. Maar als de patiënt wel klachten heeft, dan gaat het om:
Een longembolie komt heel snel op. Ze ontwikkelt zich in enkele dagen, soms zelfs in een paar uur.
Niet elke diepe veneuze trombose leidt tot een longembolie. Toch zijn 70 tot 90% van alle gevallen van longembolie die jaarlijks in België worden vastgesteld, het gevolg van een diepe veneuze trombose van de onderste ledematen (trombosebeen).
Het risico op een longembolie hangt af van de grootte van de klonter en vooral van waar die ontstaat. Bij een distale diepe veneuze trombose (onder de knie) gebeurt het zelden dat de klonter loskomt en via het bloed de longen bereikt. Maar bij een proximale diepe veneuze trombose (ter hoogte van de knie, in de dij of in de lies) bedraagt het risico op een longembolie 50 tot 80%.
Dit artikel kwam tot stand met medewerking van prof. Cédric Hermans, diensthoofd hematologie in de Cliniques universitaires Saint-Luc.
Wanneer een diepe veneuze trombose niet wordt behandeld, kan hij op verschillende manieren evolueren:
Dit artikel kwam tot stand met medewerking van prof. Cédric Hermans, diensthoofd hematologie in de Cliniques universitaires Saint-Luc.
Prof. Cédric Hermans, diensthoofd hematologie in het Universitaire Ziekenhuis Saint-Luc
Gilberte Deltour, voormalig voorzitster van de Franstalige Vereniging van Zelfstandige Verpleegkundigen
Tanja, 29 jaar
Chronische myeloïde leukemie
Covid-19
Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD)
Maagkanker
Melanoom
Oogontsteking, oogirritatie of droge ogen
Overactieve blaas
Transplantatie van organen