Christophe Lefèvre: ‘Ik had dat nieuws helemaal niet verwacht. Het was augustus 2003, midden in een uitzonderlijke hittegolf, en mijn vermoeidheid had me niet verontrust. Iedereen was toen afgemat door de hitte. Aan het eind van de maand was ik bij vrienden in Parijs. Ik had al enkele onverwachte symptomen gehad, zoals braken, en mijn benen waren zo gezwollen dat een vriend me naar het ziekenhuis bracht voor onderzoek. De prognose volgde vier dagen later: acute CML en een naderende dood. Ik ging naar huis om mijn administratie op orde te brengen, mijn testament te maken… Toen kreeg ik een buitengewone kans. Mijn behandelende arts, die tevens hoofd was van de dagkliniek van het Georges Pompidou-ziekenhuis in Parijs, liet me opnemen in het ziekenhuis voor verdere spoedanalyses, waaronder DNA-onderzoeken, en 's avonds kwam hij bij me terug en zei: ‘Christophe, we gaan je genezen.’ Een nieuw'wonder'-molecule, imatinib, getest op slechts 200 mensen in de VS, was net een paar dagen eerder door de minister van Volksgezondheid goedgekeurd voor noodgevallen in het ziekenhuis! De tijd verstreek en de aangekondigde doodsklok luidde niet langer. Ik gebruikte deze behandeling bijna drie jaar lang, met ernstige bijwerkingen. Ik had krampen in mijn kaak, in mijn voeten... en mijn immuunafweer viel om de drie dagen weg, waardoor ik mezelf injecties moest geven met G-CSF, een groeifactor. Ik schakelde toen over op een andere tyrosinekinaseremmer (nvdr.: die de activiteit blokkeert van het enzym dat verantwoordelijk is voor de overmatige productie van witte bloedcellen): dasatinib. De bijwerkingen namen af en ik zette die behandeling voort tot 2012. Nu ik in remissie ben, heb ik elke zes maanden een routinecontrole: hematologisch onderzoek, DNA-analyse om de afwezigheid van de genetische BCR-ABL-mutatie te checken, ook bekend als het Philadelphia-gen (nvdr.: de oorzaak van de ziekte) en detectie van splenomegalie, een abnormale vergroting van de milt die vaak voorkomt bij CML in de acute fase. Als ik vandaag een recidief zou krijgen, weet ik dat er nu andere moleculen beschikbaar zijn, een heel arsenaal.’
‘Voordat ik weer op de been was, heb ik eerst een aantal jaren moeten vechten. Ook op professioneel vlak. Ik heb altijd willen blijven werken, dus koos ik voor deeltijds therapeutisch werk, waardoor ik thuis kon blijven als ik arbeidsongeschikt was. Helaas was die regeling niet naar de zin van mijn leidinggevenden, die deze episodes wilden plannen, wat tot spanningen leidde. Gelukkig verbeterde de situatie met de tijd. Ik had het geluk dat ik als één van de eersten kon profiteren van imatinib, dat mijn leven redde, en tegelijkertijd ontwikkelde ik, met de steun van mijn familie en vrienden, een stalen geest: ik wilde me er doorheen slaan, ik was nieuwsgierig en ik deed veel onderzoek naar de ziekte. In zekere zin wilde ik ze onder controle krijgen. In 2012 nam ik deel aan het Europese onderzoeksprotocol Stop Imatinib, waarbij alle behandelingen werden stopgezet om te valideren dat dit geneesmiddel een definitief effect heeft op de chromosomen. Ik had in mijn wetenschappelijke lectuur gezien dat 95% van de recidieven zich voordeden in de eerste zes maanden na stopzetting van de behandeling. Ik wist heel goed dat, als ik de zes maanden zou doorkomen zonder enig spoor van de BCR-ABL-marker, ik uit de problemen zou zijn! Dat sterke karakter en het vermogen om het hoofd koel te houden, had ik ongetwijfeld te danken aan mijn jaren als padvinder en mijn ervaring als EHBO'er bij de SAMU(1) en de Parijse brandweer gedurende acht jaar. Als mensen te horen krijgen dat ze kanker hebben, stellen ze zich maar al te vaak voor dat ze al in de lijkwagen liggen. Je moet van dat idee afkomen, net als van de depressie en de angst. Tegenwoordig kan kanker behandeld worden, vooral in Frankrijk en België waar we toegang hebben tot geavanceerde zorg. Je moet er altijd in blijven geloven en volhouden. Ik ben begonnen aan wat ik mijn tweede leven noem en ik wil het ten volle beleven en er het beste van maken.’
(1)SAMU = service d'aide médicale d'urgence, de Franse ambulancedienst, niet te verwarren met de SAMU Social in Brussel (= service ambulatoire d'urgence sociale).
Christophe Lefèvre, 57 jaar, is vertegenwoordiger in de raad van bestuur van een Europese herverzekeringsgroep en lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité. Functies met verantwoordelijkheden die hij heeft weten te behouden ondanks zijn chronische myeloïde leukemie (CML).
“Dat was revolutionair. Voor de komst van die nieuwe stoffen stierven patiënten met chronische myeloïde leukemie binnen vijf jaar – tenzij ze een transplantatie ondergingen. Vandaag, bijna tien jaar na de lancering van imatinib, zijn de meeste patiënten die deze behandeling gekregen hebben, nog steeds in leven.”
“Er werden nieuwe tyrosinekinaseremmers (nilotinib, dasatinib) ontwikkeld. Ze bieden nu een doeltreffend alternatief als er resistentie tegen een behandeling optreedt. Een nieuwe stof, ponatinib, wordt trouwens onderzocht. De eerste resultaten zijn veelbelovend bij vormen van leukemie die een resistente mutatie vertoonden, de zogenaamde T315I-mutatie. Behalve een beenmergtransplantie hadden we tot nu toe geen enkele oplossing voor die vormen van de aandoening.”
“Ja, dat klopt. Die studies hebben betrekking op patiënten onder behandeling die al meer dan twee jaar in volledige cytogenetische remissie zijn – het Philadelphiachromosoom is niet meer op te sporen bij een genetische analyse. De onderzoekers hebben vastgesteld dat die patiënten 50% kans hebben om geen recidief te krijgen als de behandeling wordt onderbroken. Mogelijk hebben tyrosinekinaseremmers dus een effect op langere termijn.”
Dr. Ann Van De Velde: “CML is en blijft een van de meest zeldzame bloedkankers en sinds de introductie van de tyrosinekinaseremmers of TKI’s geraken de meeste patiënten in een lange remissie. Daarbij is het wel belangrijk dat we proberen om met de behandeling te stoppen wanneer er lang genoeg sprake is van een moleculaire remissie. Een tweede belangrijke stap vooruit is dat er naast de TKI’s nog een andere behandeling is met een ander werkingsmechanisme, de zogenaamde STAMP-remmers (Specifically Targeting the ABL Myristoyl Pocket) ook CML-remmers genaamd. Die ‘remmers’ zijn er voor patiënten die om allerlei redenen intolerant of resistent zijn voor de verschillende TKI’s die in België op de markt zijn. Stamceltransplantaties worden nog maar zelden uitgevoerd.”
Dr. Ann Van De Velde: “Dat is nu al het geval. Er wordt rekening gehouden met de leeftijd van de patiënt; leeftijd, eventuele zwangerschapswens, cardiovasculair risico, comorbiditeit, enz., al die factoren bepalen de keuze voor de ene of de andere molecule. Gelukkig zijn er heel wat mogelijkheden en is het niét zo dat er maar één behandeling is. Maar wanneer mensen het woord ‘leukemie’ horen, denken ze vaak aan een dodelijke ziekte. En dat is bij chronische myeloïde leukemie echt niet het geval. Zowat 90 tot 95% van de patiënten met CML hebben vandaag een lange overleving, wat een groot verschil is met een paar decennia geleden. Vroeger ging CML vaak over in acute leukemie, zelfs na een stamceltransplantatie, en was de ziekte vaak fataal. Vandaag kan men stellen dat CML een chronische ziekte geworden is.”
Dr. Ann Van De Velde: “Als de patiënten hun medicatie nemen zoals het hoort, kunnen ze op termijn een min of meer normaal leven leiden. ‘Min of meer’ omdat de medicatie wel bijwerkingen heeft, net zoals alle geneesmiddelen die doeltreffend zijn. Patiënten voelen zich beter wanneer ze de behandeling kunnen stopzetten, maar soms duiken de klachten dan opnieuw op. Ongeveer de helft van de patiënten hervalt en moeten dan opnieuw behandeld worden. We hopen dat we een middel vinden zodat patiënten de behandeling langer kunnen staken.”
Dr. Ann Van De Velde: “Belangrijk! De meeste patiënten komen om de drie tot vier maanden op consultatie, sommige om de zes maanden omdat ze in goede moleculaire remissie zijn en blijven, en een kleine minderheid moet vaker op consult komen. De follow up is niet zo complex: een bloedanalyse en eventueel de medicatie op punt stellen. Soms zijn er nog bijkomende onderzoeken nodig, maar dat is in de algemene populatie ook zo. Veel patiënten zijn al ouder en moeten sowieso nog andere onderzoeken ondergaan, jaarlijks naar de cardioloog, naar de gynaecoloog, de oogarts, de endocrinoloog, dat zijn eigenlijk standaardafspraken.”
Dr. Ann Van De Velde: “Het kan altijd beter, maar in het algemeen wordt er de laatste jaren veel meer aandacht besteedt aan zeldzame ziekten in het algemeen, ook niet-oncologische aandoeningen, en dat is goed, want zeldzame kankers zijn toch nog altijd serieus achteruit gesteld in vergelijking met vaak voorkomende kankers zoals borstkankers. Maar het is een feit dat we de laatste jaren ‘verwend’ werden, er worden vier TKI’s in België terugbetaald en een nieuwe behandeling dus er zijn ruwweg vijf therapeutische toegankelijke opties, en dat is toch wel een heel grote vooruitgang. En ik kan me voorstellen dat er plannen zijn om nog meer een beroep te doen op cellulaire immuuntherapieën, net zoals dat het geval is bij de behandeling van lymfomen of acute leukemie.”
“Ik dacht aan mijn vrouw, mijn kinderen, aan alles wat ik had opgebouwd en wat ik nog wou doen. Ik voelde me niet in staat om die beproeving te trotseren. Die ziekte wou ik zo snel mogelijk wegkrijgen, maar ik besefte al snel dat het zo niet werkt.”
“Ja. Voorheen kreeg mijn werk altijd voorrang, maar toen zette ik mijn carrière even opzij. Ik had de indruk dat mijn leven wekenlang aan mij voorbijging. Daarna, toen ik de ontreddering zag bij mijn vrouw en vooral bij mijn kinderen, Silke en Maarten, 13 en 9 jaar, heb ik beslist om hulp te zoeken. Via de Stichting tegen Kanker kwam ik in contact met een psycholoog. Hij heeft me geholpen om de pijnlijke klap van de diagnose te boven te komen en verder te gaan. Ik was ziek, maar dankzij de behandelingen had ik nog vele jaren voor me.”
“Ik maak het tamelijk goed. Ik ben er trots op dat ik ben blijven doorgaan, maar ik weet niet of ik daar verdienste aan heb... Als ik mijn kinderen zie, besef ik dat vechten en vooruitgang boeken mijn enige optie was.”
Stamceltransplantatie wordt zelden gebruikt voor de behandeling van chronische myeloïde leukemie, omdat het een zware behandeling is en, vooral, omdat gerichte behandelin...
Lees verderEr zijn drie ontwikkelingsfasen bij myeloïde leukemie. De eerste is de ‘chronische’ fase, die zo wordt genoemd omdat ze zich traag ontwikkelt, met weinig symptomen. Vanda...
Lees verderDr. Ann Van De Velde, diensthoofd Hematologie en hemostase in het UZ Antwerpen.
Christophe Lefèvre, 57 jaar.
Patrick, 42 jaar
Chronische myeloïde leukemie
Covid-19
Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD)
Maagkanker
Melanoom
Oogontsteking, oogirritatie of droge ogen
Overactieve blaas
Transplantatie van organen