Er bestaan heel wat studies over het verband tussen voeding en kanker. Volgens enkele van de recentste studies zou rood vlees het risico op prostaatkanker verhogen, andere studies wijzen dan weer beschuldigend naar gebakken voedsel. Oorzaak: de mogelijk kankerverwekkende stoffen die vrijkomen bij bakken op zeer hoge temperatuur.
Maar wat moeten we nu denken van deze studies? Dit zijn in feite louter de recentste studies in een lange reeks over het verband tussen voeding en prostaatkanker. Het gaat hier over een oud debat over een complexe kwestie. Zo complex dat wetenschappers het er nog altijd niet eens over zijn.
Dat er zoveel belangstelling is voor de relatie voeding-prostaatkanker is het gevolg van het feit dat de ziekte in de ene regio veel vaker voorkomt dan in de andere. Zo komt prostaatkanker veel minder voor in Azië dan in Europa of de Verenigde Staten.
Het is echter ook bewezen dat, toen de Aziaten massaal emigreerden naar de Verenigde Staten, hun nakomelingen van de derde generatie na een tijd evenveel risico liepen op de ziekte.
Dat gegeven werd algauw toegeschreven aan de levensstijl en meer bepaald aan de voeding.
Die hypothese kreeg geleidelijk tal van varianten: van het vermeende beschermende effect van soja of tomaten tot de gevaren van whisky, een drank die tijdens het stoken blootgesteld is aan zeer hoge temperaturen.
“We moeten voorzichtig zijn met dergelijke studies”, waarschuwt prof. Jean-Marie de Meyer, diensthoofd urologie van het UVC Brugmann. “Er zijn al tal van hypothesen geformuleerd, maar we weten nog niets met zekerheid. Deze conclusies zijn meer gebaseerd op logica dan op wetenschappelijke bewijzen.”
Over het verband tussen zwaarlijvigheid (obesitas) en prostaatkanker daarentegen lijkt veel overtuigender bewijsmateriaal te bestaan. Zo zou aanzienlijk overgewicht hormonale veranderingen veroorzaken met mogelijk kankerverwekkende effecten. Bovendien zou het risico op uitzaaiingen en overlijden groter zijn bij zwaarlijvige patiënten.
Andere bewezen hypothese: het verband tussen gebrek aan vitamine D en de ontwikkeling van prostaatkanker. Veel Belgen kampen trouwens met een vitamine D-tekort.
Conclusie: het doet er wel degelijk toe wat u op het menu zet. Het is hoe dan ook aan te raden om een afwisselende voeding na te streven met veel groenten en fruit, en weinig rood vlees, weinig vetten (vooral dierlijke) of andere gebakken producten.
Bronnen:
- “Consumption of deep-fried foods and risk of prostate cancer”, Marni Stott-Miller, Marian L. Neuhouser, Janet L. Stanford; The Prostate, januari 2013
- “Red meat and poultry, cooking practices, genetic susceptibility and risk of prostate cancer: results from a multiethnic case-control study”, Joshi AD, Corral R, Catsburg C, Lewinger JP, Koo J, John EM, Ingles SA, Stern MC, Carcinogenesis, november 2012
- “Obesity is Associated With Increased Risks of Prostate Cancer Metastasis And Death After Initial Cancer Diagnosis in Middle-Aged Men”, Brown M, Medical News Today, mei 2007.
Met dank aan prof. Jean-Marie de Meyer, diensthoofd urologie van het UVC Brugmann.
Het Jules Bordet Instituut – het kankercentrum van het H.U.B (academisch ziekenhuis Brussel) – biedt zijn patiënten een ultra-individuele behandeling. Dit is mogelijk dankzij de expertise van zijn multidisciplinaire teams en de effectiviteit van zijn innovatieve technieken. Het Jules Bordet Instituut positioneert zich zo nationaal en internationaal als pionier in de aanpak en de voortgang van het onderzoek rond screening, diagnose en behandeling van prostaatkanker.
Meer lezen: https://hopital-universitaire-de-bruxelles.prezly.com/belangrijke-doorbraak-in-de-aanpak-van-prostaatkanker-in-het-hub
De Prostaatwijzer bestaat sinds eind 2007, zowel in het Nederlands, het Engels als het Pools. Binnenkort wordt hij vertaald naar het Spaans en het Duits. De Prostaatwijzer is een idee van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Prostaatkanker (SWOP), een initiatief van de afdeling urologie van het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam. Hij werd ontwikkeld op basis van een grootschalige studie die bij tienduizenden Europese mannen het nut van een algemene PSA-screening naging.
Eigenlijk is er niet één, maar acht verschillende Prostaatwijzers. De eerste twee zijn bedoeld voor het grote publiek en vereisen geen medische kennis. Prostaatwijzer 1 geeft een algemene inschatting van het risico op prostaatkanker op basis van:
Voor dat laatste vraagt de Prostaatwijzer bijvoorbeeld of u soms het gevoel heeft dat uw blaas niet helemaal leeg is nadat u heeft geplast. Prostaatwijzer 2 is voorbehouden voor mannen die al een PSA-test hebben ondergaan. De andere Prostaatwijzers zijn specifiek bedoeld voor de uroloog. Hij kan ze gebruiken tijdens de verschillende stappen van het onderzoeksproces om de juiste diagnose te stellen.
De Prostaatwijzer laat toe de onzekerheid van patiënten over hun risico op prostaatkanker weg te nemen. Toch waarschuwt de Prostaatwijzer dat hij geen 100% zekere uitspraken maakt over de aan- of afwezigheid van prostaatkanker. Patiënten moeten de resultaten beschouwen als een advies, en zeker niet als een definitieve diagnose, iets wat uiteraard enkel door een arts kan gesteld worden.
LHRH-agonisten onderdrukken de aanmaak van LHRH na enkele weken. LHRH (Luteinizing Hormone-Releasing Hormone) is een hormoon dat via het LH-hormoon de productie van testosteron in de testikels stimuleert. Door de aanmaak van LHRH te onderdrukken, komt er minder testosteron in het bloed, en wordt de groei van de prostaatkanker afgeremd.
LHRH-agonisten worden om de drie tot zes maanden ingespoten. In het onderdrukken van de testosteronproductie zijn ze even doeltreffend als de verwijdering van de testikels. Maar ze hebben wel het voordeel dat hun impact omkeerbaar is.
Bij de start van de behandeling doen de LHRH-agonisten het testosterongehalte tijdelijk stijgen, wat de prostaatkanker kan doen ‘opflakkeren’ (‘flare-up’-probleem). Vandaar dat de eerste injectie met LHRH-agonisten meestal gecombineerd wordt met een antiandrogeen. Antiandrogenen zijn moleculen die rechtstreeks de testosteronreceptor in de prostaatcel blokkeren. Zo kunnen ze het effect van een tijdelijke stijging van het testosterongehalte blokkeren.
Doordat ze de testosteronproductie remmen, kunnen de LHRH-agonisten een aantal bijwerkingen veroorzaken. Een aantal lijken op de typische menopauzale klachten bij vrouwen: warmteopwellingen (opvliegers), gewichtstoename, spiermassaverlies, osteoporose, stemmingsstoornissen … Verminderde beharing en erectiestoornissen kunnen ook voorkomen.
De mannelijke hormonen of androgenen doen de prostaat groeien. Maar ze stimuleren ook de groei van prostaatkankercellen. Hormoontherapie heeft tot doel die tumorgroei te verhinderen, en kan dat op twee manieren. Ofwel wordt de productie van testosteron in de testikels verhinderd. Ofwel blokkeert de hormoontherapie de inwerking van het testosteron ter hoogte van de prostaat. De eerste worden LHRH-agonisten genoemd, de laatste zijn de anti-androgenen.
Anti-androgenen blokkeren dus niet de productie van testosteron, maar wel de invloed van het testosteron op de prostaat. De anti-androgenen blokkeren immers rechtstreeks de testosteronreceptor op de prostaatcel. Dat doen ze zonder het testosterongehalte in het bloed te doen dalen, in tegenstelling tot de LHRH-agonisten.
Anti-androgenen worden meestal samen met LHRH-agonisten voorgeschreven. Hun doel is een ‘flare-up’ te voorkomen bij het begin van de behandeling. LHRH-agonisten doen het testosterongehalte in het begin namelijk plots en tijdelijk stijgen. Met als gevolg een risico op het omgekeerde effect van wat eigenlijk beoogd wordt.
Anti-androgenen kunnen ook in monotherapie gebruikt worden, bijvoorbeeld bij lokaal gevorderde vormen van prostaatkanker, zonder botmetastasen.
In beide gevallen hebben de anti-androgenen doorgaans maar een tijdelijk effect. Dat komt omdat de testosteronreceptor na verloop van tijd muteert. De receptoren gaan het anti-androgeen als een soort testosteron zien, waardoor de tumor weer kan groeien.
De anti-androgenen geven andere bijwerkingen dan de LHRH-agonisten. Bijwerkingen van anti-androgenen zijn onder andere een pijnlijke zwelling van de borsten (gynecomastie) en leverfunctiestoornissen. Maar omdat anti-androgenen de hoeveelheid testosteron niet verminderen, hebben patiënten die enkel deze geneesmiddelen krijgen, minder last van warmteopwellingen, gewichtstoename, spierverslapping en osteoporose. Ze krijgen ook minder te maken met libidoverlies en erectiestoornissen.
Artikel in samenwerking met Dr. Kathy Vander Eeckt (dienst Urologie UZ Leuven)
Met 9.500 nieuwe gevallen per jaar in België is prostaatkanker de meest voorkomende kanker bij mannen. Trouwens, “de grote meerderheid van alle mannen boven de 80 heeft kankercellen in de prostaat, ook al is er niet echt sprake van kanker”, aldus prof. Bertrand Tombal, diensthoofd urologie van de Universitaire Ziekenhuizen Saint-Luc. “Slechts 20 tot 30% van alle prostaatkankers zijn agressief en moeten snel behandeld worden. De andere kennen een traag verloop en vereisen geen behandeling.”
De meeste patiënten met prostaatkanker overlijden niet door, maar met die kanker. Zo blijkt uit een Amerikaanse studie (1) dat na 15 jaar, mannen met een Gleason-score van 6 (d.w.z. een ‘middelernstige’ kanker) 18 tot 30% risico lopen om te overlijden aan hun prostaatkanker, terwijl hun sterfterisico door een andere ziekte varieert tussen 25 en 59%.
Bovendien weten we dat de bestaande behandelingen van prostaatkanker tot erectiestoornissen en/of incontinentieproblemen leiden bij ongeveer een kwart van de patiënten. Houden die behandelingen dan niet meer risico’s en nadelen in dan voordelen? “Toch niet, als het erop aankomt om mensenlevens te redden”, vervolgt prof. Tombal. “Maar als de kanker pijnloos is, niet evolueert en geen enkel symptoom veroorzaakt, waarom dan het risico nemen om de levenskwaliteit van de patiënt aan te tasten? Heel wat mannen kunnen jarenlang perfect leven met hun prostaatkanker.”
Twee types patiënten hebben een actieve opvolging nodig van hun prostaatkanker:
Actieve opvolging (surveillance) van prostaatkanker heeft als doel: nagaan of de ziekte niet verder evolueert en zich niet uitbreidt. Dat houdt adviezen in voor een gezondere levensstijl en een regelmatige medische follow-up. Concreet moet een patiënt onder actieve surveillance om de 3 à 4 maanden op controle bij zijn behandelend arts, onder meer voor een bloedanalyse om zijn PSA-gehalte te bepalen. Hij moet ook minstens één keer per jaar naar zijn uroloog, en medische beeldvormingsonderzoeken (MRI, echografie) ondergaan om het verloop van de kanker na te gaan.
Uiteraard zullen de artsen bij het minste teken van verergering de situatie opnieuw evalueren en overwegen om de prostaatkanker te behandelen. In de meeste gevallen is dat echter niet nodig.
(1) Albertsen PC, 20-year outcomes following conservative management of clinically localized prostate cancer, in JAMA, mei 2005.
Met dank aan prof. Bertrand Tombal, diensthoofd urologie aan de Universitaire Ziekenhuizen Saint-Luc.
Artikel gepubliceerd op 18/03/14.
België telt bijna 10.000 nieuwe gevallen van prostaatkanker (prostaatcarcinoom) per jaar. Gelukkig is prostaatkanker doorgaans niet levensbedreigend. Slechts een klein percentage van de kankers ontwikkelt zich snel of zaait uit naar de botten en de lymfeklieren (metastasen). Vooral bij mannen jonger dan 60 jaar kan prostaatkanker agressief zijn. Bij de meerderheid van de patiënten zijn er bij de diagnose evenwel geen uitzaaiingen aanwezig. Zij hebben dan ook meestal geen spoedbehandeling nodig. Afhankelijk van het stadium en de agressiviteit kan er dikwijls zelfs een afwachtende houding aangenomen worden.
Zoals bij alle kankers is het ook bij prostaatkanker belangrijk om de diagnose zo vroeg mogelijk te stellen. Hoe vroeger ze gesteld wordt, hoe groter de kans op genezing. Toch is een vroege diagnose niet eenvoudig, want patiënten ondervinden in het beginstadium van prostaatkanker doorgaans geen symptomen. Vandaar dat vanaf een leeftijd van 50 jaar een regelmatig controleonderzoek bij een huisarts of een uroloog nuttig is. Een vroege diagnose geeft 95% kans om de prostaatkanker minstens vijf jaar te overleven. Bij een uitgezaaide prostaatkanker daarentegen bedraagt de kans minder dan 5%.
Artikel in samenwerking met Prof. dr. Hendrik Van Poppel en Dr. Joyce Pennings (dienst Urologie UZ Leuven)
We weten allemaal dat we “op onze cholesterol moeten letten”. Want een teveel aan cholesterol, en meer bepaald de ‘slechte’ LDL-cholesterol, doet de aders dichtslibben. Dat verhoogt op zijn beurt de kans op hart- en vaatziekten, zoals een beroerte of een hartinfarct.
Wetenschappers vermoeden nu dat er nog een bijkomende reden zou kunnen zijn om op onze voeding te letten, althans voor de mannen. Meer bepaald zou een hoog cholesterolgehalte in het bloed immers ook leiden tot een verhoogd risico op prostaatkanker.
Onderzoekers van de Radboud Universiteit van Nijmegen analyseerden de gegevens van 2118 mannen die geen cholesterolremmers gebruikten. Daaruit bleek dat zowel een verhoogd totaal cholesterol als hogere waarden voor LDL-cholesterol (‘slechte’ cholesterol) geassocieerd zijn met een verhoogd risico op prostaatkanker. Concreet zou, per toename van de totale of de LDL- cholesterolwaarden met 1 mmol/l, de kans op prostaatkanker met respectievelijk 39% en 42% toenemen. Dat betekent niet dat die mannen 39% kans hebben op prostaatkanker, wel dat ze bijvoorbeeld 13,9% kans hebben als dat anders 10% kans zou zijn. De relatie werd nog duidelijker als enkel gekeken werd naar het verband tussen LDL-cholesterol en agressieve prostaatkanker (prostaatkanker in stadium 3 of hoger, PSA-waarde boven de 20 of een Gleasonscore van 7 of hoger).
Volgens de wetenschappers moet met deze cijfers voorzichtig omgesprongen worden. Ten eerste omdat het in het Nederlandse onderzoek om een kleine steekproef ging: slechts 43 van de 2118 mannen hadden prostaatkanker. Het gevonden verband tussen cholesterol en prostaatkanker zou dus ook puur toeval kunnen zijn. Bovendien vinden vergelijkbare onderzoeken in de rest van de wereld niet altijd dezelfde resultaten: sommige bevestigen het verband tussen cholesterol en prostaatkanker, maar andere niet. Er blijft dus nog heel wat onderzoek noodzakelijk om klaarheid te scheppen.
Rest de vraag: waarom is de relatie tussen cholesterol en prostaatkanker zo interessant? Wel, als het verband goed bekend is, zou het op termijn misschien mogelijk zijn om via statines (cholesterolremmers) een aantal gevallen van prostaatkanker te voorkomen. Ze zouden ook kunnen verhinderen dat een niet-agressieve prostaatkanker omslaat in een agressieve. Maar zoals gezegd: daar zijn nog geen sluitende data voor.
Bron: D E G Kok, J G H van Roermund, K K H Aben, M den Heijer, D W Swinkels, E Kampman and L A L M Kiemeney. Blood lipid levels and prostate cancer risk; a cohort study. Prostate Cancer and Prostatic Diseases (2011) 14, 340–345.
Een Italiaans onderzoeksteam bestudeerde het potentieel van de legendarische reukzin van honden (1). Hun hypothese: dankzij een specifieke training zouden onze viervoeters in staat zijn om prostaatkankerspecifieke vluchtige bestanddelen op te sporen in urine.
Twee speciaal afgerichte honden snoven de urine op van 677 mannen, van wie er 320 prostaatkanker hadden. De honden slaagden er met 98% nauwkeurigheid in om zieke proefpersonen te onderscheiden van gezonde. Maar vanwaar nu het nut om honden in te zetten bij de opsporing van prostaatkanker, naast de andere bestaande technieken?
“Vandaag is de opsporing van prostaatkanker gebaseerd op een bloedanalyse waarbij de concentratie van een bepaald eiwit, PSA (prostaatspecifiek antigeen) wordt gemeten”, aldus prof. Bertrand Tombal, diensthoofd urologie van de Universitaire Ziekenhuizen Saint-Luc. Een hoog PSA-gehalte wijst op een prostaataandoening. Het kan daarbij gaan om kanker, maar evengoed om een infectie of een goedaardige tumor. “Eigenlijk heeft slechts een minderheid van alle mannen met een verhoogde PSA-concentratie prostaatkanker”, benadrukt prof. Tombal.
Vandaar dat er sinds een tiental jaar gespeurd wordt naar meer ‘prostaatkankerspecifieke’ markers, om de screening te verfijnen en nodeloze biopsieën te vermijden.
Bij die alternatieve strategieën vinden we onder meer beeldvormingstechnieken zoals MRI (magnetische resonantie). Ze kunnen verdachte prostaatletsels opsporen en helpen nagaan of een biopsie aangewezen is, en zo ja, waar precies. “Dat is momenteel de modernste en doeltreffendste methode”, vervolgt prof. Tombal.
Daarnaast zijn er ook meer specifieke bloed- en urinetests. Ze zijn gebaseerd op de hypothese dat mannen met prostaatkanker typische eiwitten produceren in hun bloed of urine.
“De studie die het Italiaanse onderzoeksteam heeft uitgevoerd, is gebaseerd op een dergelijke veronderstelling. De eiwitten in de urine van zieke proefpersonen zouden een specifieke geur verspreiden die kan worden opgespoord door zeer gevoelige sensoren … of door honden!”
Tussen theorie en dagelijkse praktijk moeten echter nog een reeks hindernissen worden overwonnen. “Grootschaliger studies bij een zeer groot aantal patiënten zijn hiervoor nodig. Deze tests moeten ook worden vergeleken met de huidige opsporingstechnieken. Het onderzoek daarnaar staat momenteel nog in de kinderschoenen. Toch zijn de resultaten van de studie in kwestie wel degelijk interessant. Het gaat om een mogelijk veelbelovende methode voor de vroegtijdige opsporing van prostaatkanker. Bovendien zou het gebruik van een dergelijke goedkope techniek financieel voordelig kunnen zijn”, aldus nog prof. Tombal.
Met dank aan prof. Bertrand Tombal, diensthoofd urologie van de Universitaire Ziekenhuizen Saint-Luc.
(1) Dogs detect prostate cancer in men at a remarkably high rate of accuracy, American Urology Association, mei 2014
Thermoablatie is een behandeling van prostaatkanker met ‘hoogfrequente ultrasone trillingen’ (HIFU). Principe: geluidsgolven worden op een klein deel van de prostaat gericht om op die manier de kankercellen te vernietigen via warmte.
In de praktijk worden deze ultrasone stralen toegediend via een sonde die wordt ingebracht in het rectum (endeldarm). De behandeling duurt 1 à 2 uur, en meestal volstaat één enkele sessie. De ingreep wordt vooraf gepland. Een toestel voert de opeenvolgende geprogrammeerde handelingen uit. De behandeling gebeurt onder permanente echografische controle, om de prostaat in detail te kunnen bekijken, vooral dan de te behandelen zone.
Omdat ultrasone trillingen doelgericht kunnen worden ‘afgevuurd’, biedt deze techniek twee belangrijke voordelen:
- Een beperkte impact op aangrenzende organen (het sfincterapparaat, de openingen van de urineleiders en de blaas bijvoorbeeld).
- De mogelijkheid van een gedeeltelijke prostaatbehandeling. Met andere woorden: men is niet verplicht om de volledige prostaat weg te nemen zoals bij een klassieke operatie.
Dankzij talrijke biopsieën en het gebruik van MRI (magnetische resonantie) kunnen de aangetaste prostaatzones bovendien steeds nauwkeuriger worden geïdentificeerd.
Thermoablatie is in dat geval een soort compromis tussen een algemene behandeling (die ‘blindweg’ de volledige prostaatklier aanpakt) en een actieve follow-up (waarbij men eigenlijk niets doet, tenzij het verloop van de kanker volgen en nagaan op welk moment men moet ingrijpen).
Een behandeling met ultrasone trillingen is specifiek bestemd voor oudere mannen voor wie chirurgie af te raden is of die de nadelen van een volledige prostatectomie (prostaatverwijdering) willen vermijden.
Bij nog niet vergevorderde prostaatkankers waarbij de tumor volledig binnen de prostaat zit (en nog niet doorheen het kapsel is gebroken), kan thermoablatie dus een alternatief vormen voor chirurgie of radiotherapie (bestraling).
Bovendien kan een behandeling met therapeutische ultrasone trillingen zo nodig herhaald worden, in tegenstelling tot radiotherapie. Dit soort therapie is dan ook bijzonder geschikt voor patiënten die na bestraling hervallen zijn.
In België wordt slechts één op de 100 patiënten behandeld met deze methode. Dit type behandeling werd in 2000 gelanceerd in ons land. Drie ziekenhuiscentra bieden het momenteel aan: het Jules Bordet Instituut (Brussel), het Middelheimziekenhuis (Antwerpen) en het UZ Leuven.
“In het Bordet Instituut krijgt ongeveer 15% van het totale aantal patiënten dat we jaarlijks behandelen voor een gelokaliseerde kanker, een ultrasone behandeling. De meeste andere patiënten worden behandeld met chirurgie, radiotherapie of een sequentiële behandeling van beide”, aldus prof. Roland van Velthoven, diensthoofd urologie in het Bordet Instituut.
Prof. van Velthoven mag dan al voorstander zijn van thermoablatie, toch beschouwt hij dit niet als een wondermiddel. “Het is een techniek die de komende jaren aan populariteit zal winnen. Ze past binnen de huidige trend naar steeds doelgerichter behandelingen en heeft dus haar plaats naast andere therapieën. We mogen echter niet vergeten dat het om hightech gaat, en dat de gebruikte toestellen een aanzienlijke investering vormen. Het is dus ondenkbaar om de andere prostaatkankerbehandelingen systematisch opzij te schuiven en alleen nog thermoablatie toe te passen. Het komt erop aan de situatie van elke patiënt goed te evalueren en de therapeutische keuze te maken die het best afgestemd is op zijn ziekte en zijn situatie”, besluit hij.
Ook al eens horen zeggen dat een bepaald voedingsmiddel mogelijks preventief 'werkt' tegen kanker? De laatste jaren duiken er steeds vaker – al dan niet juiste - preventietips op tegen kanker. Ook voor prostaatkanker is dat zo. Toegegeven, prostaatkanker kan traag evolueren - in de weinig agressieve vorm – en hij kent een eerder gunstig verloop als hij tijdig wordt opgespoord. Maar de chirurgische behandeling (prostatectomie) brengt soms zware bijwerkingen met zich mee, zoals incontinentie of erectiestoornissen. Om zulke onaangename effecten te vermijden, kan preventie een zeer verleidelijke piste zijn.
Een van die preventiepistes is onze voeding. Het is al lang bekend dat onze voeding een impact heeft op de ontwikkeling van prostaatkanker. "In vergelijking met Aziaten hebben West-Europeanen en Amerikanen bijvoorbeeld tot 8 keer meer kans om dit type kanker te krijgen”, verklaart prof. Francis Lorge, uroloog aan het CHU Mont-Godinne. "Dat is vooral te wijten aan het verschil in eetgewoonten. Onze westerse voeding is rijker aan vetten en dierlijke eiwitten.” Daarom trachtten verschillende studies duidelijker in kaart te brengen in welke mate voedingssupplementen en bepaalde voedingsmiddelen een invloed hebben op het krijgen van prostaatkanker. Volgens een aantal van deze studies zouden selenium en vitamine E een beschermend effect hebben.
Maar een recente studie (1) heeft deze eerste bevindingen weerlegd. Een dagelijkse inname van selenium en vitamine E, of van selenium alleen, bovenop een normaal dieet, blijkt weinig invloed te hebben op de kans om prostaatkanker te krijgen. Integendeel, een dagelijkse inname van 400 IU (ongeveer 270 mg) vitamine E zou geen enkele bescherming bieden, en het risico op prostaatkanker zelfs met 17% verhogen. Voorzichtigheid geboden dus.
"Toch is het mogelijk om met aangepaste eetgewoontes het risico op prostaatkanker te beperken", aldus prof. Lorge. "Het kan bijvoorbeeld nuttig zijn om meer soja-eiwitten en isoflavonen te eten, maar ook om dierlijke vetten of rood vlees te vermijden.” Ook deze voedingsmiddelen worden aangeraden: kolen in alle mogelijke vormen (broccoli, groene kool, spruitjes enz.), tomaten (en dan vooral gekookte), spinazie, bepaalde vette vissoorten (zalm, haring, makreel enz.), groene thee of – in beperkte mate – rode wijn. "Let wel: deze voedingsmiddelen verlagen slechts het risico op prostaatkanker. Ze behoeden u er niet voor”, besluit prof. Lorge. Niettemin hebben uw smaakpapillen dus werk voor de boeg!
(1) Eric A. Klein et al. Vitamin E and the Risk of Prostate Cancer. The Selenium and Vitamin E Cancer Prevention Trial (SELECT). The Journal of the American Medical Association (JAMA). Oct. 2011, vol. 306, n°14, pp. 1549-1556.
Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met prof. Francis Lorge, uroloog aan het CHU Mont-Godinne.
Hormoontherapie wordt vandaag vaak voorgeschreven bij prostaatkanker. Soms moet de patiënt deze behandeling zijn leven lang volgen. In België worden er 22.000 patiënten op die manier behandeld. Doel is om de evolutie van de tumor af te remmen of zijn groei te minderen. Zo kunnen we de levensverwachting van de patiënt verlengen. Toch kan hormoontherapie ook belangrijke bijwerkingen hebben.
In het begin hebben de bijwerkingen weinig impact op de algemene gezondheid: warmteopwellingen, verminderd libido enz. Maar op langere termijn worden ze belangrijker, bijvoorbeeld in de vorm van gewichtstoename en verlies van spiermassa. Deze bijwerkingen verhogen op hun beurt het risico op een hartstilstand, hersenberoertes, diabetes enz. Bijwerkingen op lange termijn kunnen zijn: botontkalking, cognitieve stoornissen (zoals geheugenproblemen en aandachtsverlies), stemmingsstoornissen, wat dan weer kan leiden tot depressie.
Deze bijwerkingen kunnen het leven met prostaatkanker extra zwaar maken. Een oplossing om de bijwerkingen te verminderen, zou een intermitterende hormoontherapie kunnen zijn. Een dergelijke behandeling begint met een kuur van minstens zes maanden en wordt daarna stopgezet. Tijdens de stopperiode controleert de behandelende arts regelmatig de PSA-waarden. Als de waarde opnieuw stijgt, wijst dat uit dat de kanker weer terrein wint. Dan wordt er opnieuw een behandelingsperiode opgestart.
De duur van deze ‘behandelingspauze’ hangt af van de evolutiesnelheid van de prostaatkanker en van de gevoeligheid van de patiënt op de behandeling. Bij ongeveer 25% duurt de stopzetting meer dan een jaar. Bij een beperkt aantal patiënten kan het zelfs drie of vier jaar duren voor ze een nieuwe behandeling krijgen.
Wat is de reële impact van intermitterende hormoontherapie op de levenskwaliteit? Daar is nog geen duidelijkheid over. De impact op die bijwerkingen hangt af van patiënt tot patiënt. Zo kan een intermitterende behandeling de opvliegers bij bepaalde personen vermijden. Maar bij andere personen en meer bepaald bij 65-plussers, houden die bijwerkingen langer aan. Het komt soms voor dat de bijwerkingen blijven doorgaan tot er een nieuwe behandeling wordt opgestart. In dat geval heeft de stopzetting weinig nut gehad. Bijwerkingen wegwerken of niet? Alles hangt af van het profiel van de patiënt, zijn leeftijd en zijn gevoeligheid ten opzichte van de behandeling.
Dit artikel werd geschreven in samenwerking met prof. Bertrand Tombal, diensthoofd Urologie aan de Cliniques universitaires Saint-Luc.
Kankerstudies spitsen zich meer en meer toe op onderzoek naar ontstekingsremmende geneesmiddelen die de ontwikkeling van kankervormen helpen voorkomen, vertragen of omkeren. Een van die kankervormen die de interesse wekt van de wetenschap, is prostaatkanker. Want hoewel de kanker traag evolueert en alleen agressieve tumoren behandeld moeten worden, kunnen chirurgische ingrepen (prostactectomie) en radiotherapie ernstige bijwerkingen veroorzaken, zoals incontinentie en impotentie. Voor zover het mogelijk is, lijkt voorkomen dus beter dan behandelen.
Als we nu eens de kankerpreventieve effecten van aspirine zouden testen, moeten onderzoekers gedacht hebben. En hun nieuwsgierigheid was groot: een team Italiaanse vorsers (1) vond maar liefst 139 dergelijke studies. De meeste studies noteerden het grootste preventief effect van aspirine voor darmkanker, gevolgd door slokdarm- en maagkanker. Maar ook voor prostaatkanker was er goed nieuws. Vierentwintig onderzoeken toonden aan dat de wekelijkse inname van aspirines het risico om prostaatkanker te krijgen met gemiddeld 10% vermindert.
De aanmoedigende resultaten plaveiden de weg voor een nieuwe onderzoekspiste. Het uitgangspunt: toetsen of aspirine ook effect heeft wanneer prostaatkanker reeds vastgesteld is. Een recente studie (2) volgde 5.955 mannen op die voor prostaatkanker behandeld werden. De resultaten waren bemoedigend. Bij wie een prostatectonomie had ondergaan of radiotherapie kreeg, was het risico om te overlijden aan de kanker slechts 3%. Voor patiënten die geen aspirine namen was dat risico 8%. Nog een opsteker: ook het risico op uitzaaiingen daalde significant.
Hoe is het preventieve en vertragende effect van aspirine exact te verklaren ? « Dat is tot nog toe niet helemaal duidelijk » zegt Dr. Lumen, uroloog aan het UZ Gent. “De laatste jaren dicht de medische wereld ontstekingen een ondersteunende rol toe in de ontwikkeling van kanker. Aspirine, vermoeden onderzoekers, remt de werking van prostaglandines, enzymen die deze ontstekingen helpen veroorzaken.»
Allen naar de apotheek dus. Of niet? “Neen” haast Dr. Lumen zich te zeggen. “Ondanks de aanmoedigende resultaten is het veel te voorbarig om uitspraken te doen over de frequentie waarmee aspirine preventief moet genomen worden. Idem voor uitspraken over de dosis en duur. Daarvoor verschillen de onderzoeksresultaten immers te veel. “
Want ondanks haar wonderlijke eigenschappen, is aspirine niet feilbaar. Zelfs een lage dosis kan bloedingen van het maagdarmkanaal veroorzaken. Daarom hamert Dr. Lumen er op dat dagelijks tot wekelijks aspirinegebruik steeds in overleg met een arts moet gebeuren. Die kan de risico’s en voordelen van aspirinegebruik tegen elkaar afwegen in het kader van de medische achtergrond van de patiënt.
Bronnen: (1) Bosetti, C. et al. Aspirin and cancer risk: a quantitative review to 2011. In: Annals of Oncology, 2012, Vol. 23 (6): 1403-1415. (2) Choe, K.S. et al. Aspirin use and the risk of prostate cancer mortality in men treated with prostatectomy or radiotherapy. In: American Society of Clinical Oncology, 2012, Vol. 30 (28): 3540-4.
Met de medewerking van Dr. Lumen, uroloog aan het UZ Gent
De afkorting ‘PSA’ staat voor ‘Prostaatspecifiek Antigen’. PSA is een eiwit dat in grote hoeveelheden geproduceerd wordt door de prostaat. Het zorgt ervoor dat het sperma vloeibaar is. Bij gezonde mannen komt er slechts een beperkte hoeveelheid PSA in het bloed terecht. Maar bij prostaatkanker kunnen de PSA-waarden in het bloed toenemen.
Maar er zijn nog andere oorzaken die aan de basis kunnen liggen van een stijging van de PSA-waarden:
Een abnormale stijging van de PSA-waarden in het bloed kan dus op prostaatkanker wijzen. Maar de evolutie is veel belangrijker dan de absolute waarde op zich. Een snelle stijging van een relatief laag PSA wijst op een groter kankerrisico dan een relatief hoog, maar stabiel PSA. Een stijging van meer dan 20% op een jaar tijd is verdacht, en vergt verder onderzoek. Soms wordt ook de PSA-verdubbelingstijd gebruikt, de tijd die de PSA-waarde nodig heeft om te verdubbelen.
Het meten van de PSA-waarden wordt nog maar enkele jaren gedaan. Ze vervangt in geen geval het fameuze, jaarlijks rectaal toucher dat vanaf een leeftijd van 50 jaar wordt aangeraden. De twee onderzoeken zijn immers complementair. Bij het rectaal toucher voelt de arts de prostaat via het rectum. De resultaten hangen dus af van de ervaring van de arts, en van een eventuele ongewone grootte of hardheid van de prostaat, wat niet bij alle kankers vast te stellen is.
Omgekeerd zijn niet alle verhogingen van de PSA-waarden een gevolg van prostaatkanker. Bovendien verhogen sommige prostaatkankers de PSA-waarden niet. Ze kunnen dus ook niet gevonden worden met een rectaal toucher. Vandaar dat deze twee onderzoeken, het toucher en de PSA-analyse, complementair zijn.
Met dank aan prof. dr. Hendrik Van Poppel (dienst Urologie UZ Leuven).
In de eerste plaats naar de lymfeklieren in het kleine bekken en naar de botten, vooral in de wervelkolom en het kleine bekken. Uitzaaiingen (ook metastasen genoemd) naar lever en longen komen minder vaak voor. De reden waarom prostaatkanker vooral naar het bot uitzaait, heeft te maken met de ‘zaad- en grondtheorie’. Tumorsoorten verspreiden zich naar bepaalde organen wanneer ze zich daar welkom voelen. Zo zendt het bot wellicht signalen uit naar de prostaatkankercellen om zich in het bot te nestelen.
Van kanker die uitgezaaid is in de lymfeklieren heb je niet vaak klachten, behalve in de lymfeklieren in het kleine bekken of in lymfeklieren langs de grote buikbloedvaten. Het opzwellen van een been is daar een vaak gehoorde klacht. Bij uitzaaiingen in de botten hebben de patiënten klachten over pijn en motorische of gewaarwordingsstoornissen. Deze laatste kunnen optreden als de uitzaaiingen het ruggenmerg aantasten.
De standaardbehandelingen zijn chemotherapie en hormoontherapie. Radiotherapie kan worden gebruikt om pijnlijke uitzaaiingen te behandelen. Een eerste bestraling zorgt bij 70% van de patiënten voor pijnvermindering, een tweede bestraling zorgt bij 85% voor het verdwijnen of flink verminderen van de pijn.
Hormoontherapie en chemotherapie in het uitzaaiingsstadium zijn louter palliatief. Bij patiënten met een beperkt aantal uitzaaiingen (maximaal drie) wordt radiotherapie gebruikt om de uitzaaiingen te vernietigen om zo verdere verspreiding te vermijden of de tijd tot nieuwe uitzaaiingen te verlengen en zo de noodzaak aan hormoontherapie uit te stellen. Deze precisiebestraling, ook stereotactische radiotherapie genoemd, geeft een zeer hoge dosis precies op de plaats van de metastase.
Voor pijnlijke uitzaaiingen hebben alle patiënten baat bij pijnstillende radiotherapie. Bovendien kan deze radiotherapie samen met andere therapieën worden toegediend. In het geval van stereotactische precisiebestraling speelt het aantal uitzaaiingen een rol. Indien een patiënt zich aanbiedt met maximaal drie uitzaaiingen heeft het zin en moet het worden overwogen. Bij patiënten met meer dan drie uitzaaiingen moet palliatieve hormoontherapie ofwel chemotherapie worden overwogen.
Artikel geschreven door Sandra Gasten in samenwerking met Prof. dr. Gert De Meerleer, radiotherapeut-oncoloog aan het UZ Leuven. Gepubliceerd op 01 augustus 2017.
Kankerstudies spitsen zich meer en meer toe op onderzoek naar ontstekingsremmende geneesmiddelen die de ontwikkeling van kankervormen helpen voorkomen, vertragen of omker...
Lees verderDe Prostaatwijzer bestaat sinds eind 2007, zowel in het Nederlands, het Engels als het Pools. Binnenkort wordt hij vertaald naar het Spaans...Kans op prostaatkanker
Er zijn verschillende aanwijzingen die de arts op het spoor kunnen zetten van prostaatkanker:
Ook al eens horen zeggen dat een bepaald voedingsmiddel mogelijks preventief 'werkt' tegen kanker? De laatste jaren duiken er steeds vaker – al dan niet juiste - preventi...
"Terzake" ging op de Dag tegen Kanker een kijkje nemen in het Universitair Ziekenhuis van Antwerpen, waar naarstig aan een doorbraak wordt gewerkt: "Het is veelbelovend,...
Lees verderDe wijze waarop het vet in je lichaam is verdeeld, kan op lange termijn een invloed hebben op je gezondheid.
Uit een onderzoek blijkt namelijk dat de aanwezigheid van bu...
Prof. Roumeguère, specialist in de urologische oncologie in het Erasmusziekenhuis
Prof. Patrick Flamen, diensthoofd nucleaire geneeskunde (Jules Bordet Instituut)
Dr. Antonio Renda, uroloog in het Grand Hôpital de Charleroi (GHdC)
Chronische myeloïde leukemie
Covid-19
Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD)
Maagkanker
Melanoom
Oogontsteking, oogirritatie of droge ogen
Overactieve blaas
Transplantatie van organen