Antistollingsmiddelen of anticoagulantia zijn de basis van de behandeling van diepe veneuze trombose (DVT). Als er bij verhoogde stollingsneiging een klonter ontstaat, moet er meteen tegengas worden gegeven en moet het bloed vloeibaarder worden gemaakt. Dat is de rol van antistollingsmiddelen.
Bij een verhoogd risico op diepe veneuze trombose (na een orthopedische operatie bijvoorbeeld) wordt om dezelfde reden ook vaak preventief een antistollingsmiddel gegeven.
Toch mogen we ook niet in het andere uiterste vervallen en het bloed te ‘vloeibaar’ maken. Bij verwondingen wordt het risico op bloedingen anders te groot. Het grootste probleem in de behandeling met antistollingsmiddelen is net om het juiste evenwicht tussen beide te vinden.
De behandelingsduur van een diepe veneuze trombose wordt bepaald door de ernst van de trombose, en door het evenwicht tussen het risico op terugval en het risico op bloedingen.
Prof. Cédric Hermans, diensthoofd hematologie in het Universitaire Ziekenhuis Saint-Luc
Gilberte Deltour, voormalig voorzitster van de Franstalige Vereniging van Zelfstandige Verpleegkundigen
Tanja, 29 jaar
Chronische myeloïde leukemie
Covid-19
Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD)
Maagkanker
Melanoom
Oogontsteking, oogirritatie of droge ogen
Overactieve blaas
Transplantatie van organen