De onderzoekers in kwestie komen niet tot een consensus, integendeel, maar gaan wel uit van dezelfde onderliggende hypothese. Met name dat hormonale mechanismen waarbij mannelijke hormonen betrokken zijn (in het bijzonder testosteron) zowel een rol spelen bij bepaalde vormen van kaalheid als bij prostaatkanker. Er bestaat dan ook een mogelijke link tussen beide fenomenen.
Het staat vast dat een hoog testosterongehalte haarverlies kan bevorderen. Prostaatkanker is dan weer ‘hormoonafhankelijk’: de abnormale woekering van kankercellen wordt beïnvloed door testosteron. Een hoge testosteronspiegel zou dan ook een snelle ontwikkeling van dit soort kanker bevorderen. Toch heeft nog geen enkele studie aangetoond dat de testosteronconcentratie een uitlokkende factor is voor prostaatkanker.
We moeten vaststellen dat de resultaten van deze onderzoeken allesbehalve sluitend zijn. Eigenlijk hebben de huidige studies louter een anekdotische waarde. Ze hebben dus geen concreet nut als het gaat om preventie of om specifieke preventiemaatregelen, zoals het geval is voor familiale antecedenten bijvoorbeeld. Met andere woorden: de haardos maakt vooralsnog geen deel uit van het therapeutisch schema. Wel moet het verband tussen testosteron en prostaatkanker ongetwijfeld grondiger onderzocht worden
- Early onset baldness and prostate cancer risk, Denmark-Wahnefried W, Schildkraut JM, Thompson D, Lesko SM, McIntyre L, Schwingl P, Paulson DF, Robertson CN, Anderson EE, Walther PJ, Cancer Epidemiol Biomarkers Prev., maart 2000
- Baldness, benign prostate hyperplasia, prostate cancer and androgen levels, Faydaci G, Bilal E, Necmettin P, Fatih T, Asuman O, Uğur K, Aging Male, december 2008
- Male pattern baldness and prostate cancer risk in a population-based case-control study, Wright JL, Page ST, Lin DW, Stanford JL, Department of Urology, Cancer Epidemiology, april 2010
Zijn prostaatkanker en sport onverzoenbaar?
Absoluut niet, integendeel! Lichaamsbeweging houdt alleen maar voordelen in voor mannen met prostaatkanker, met name:
Welke activiteiten zijn het meest aan te raden voor mannen met prostaatkanker?
Het belangrijkst is een sport kiezen die je graag doet. Wandelen is ideaal, maar ook zwemmen en fietsen (binnen of buiten) zijn goed, vooral voor patiënten met gewrichtsproblemen.
Ook fitness, tuinieren en andere activiteiten in openlucht kunnen de levenskwaliteit van mannen met prostaatkanker helpen verbeteren.
Bovendien hebben sommige ziekenhuizen (waaronder het Grand Hôpital de Charleroi (GHdC)) specifieke programma’s uitgewerkt waarbij patiënten in groepsverband en onder medisch toezicht de sport van hun keuze beoefenen.
Voor wie liever alleen traint, kan een halfuur wandelen per dag of 4 à 5 keer per week een halfuur matig bewegen (fitness doen of fietsen bij voorbeeld…) al een positief effect hebben.
Welke voorzorgen moeten patiënten nemen alvorens te sporten?
Een medisch onderzoek en vooraf groen licht van de arts zijn een absolute must voor sommige patiënten, zoals voor sedentaire patiënten die al geruime tijd geen lichaamsbeweging meer genomen hebben en/of met overgewicht kampen, maar ook voor patiënten met nevenaandoeningen (onder meer hart- en longziekten).
Zodra iemand groen licht gekregen heeft, is het belangrijk om geleidelijk op te bouwen en zijn grenzen niet te overschrijden.
Ik raad ook aan om niet te sporten meteen na het eten of bij te hoge of te lage temperaturen.
Tot slot zijn ook contactsporten en zware fysieke inspanningen te mijden, omdat ze risico’s inhouden voor hart, botten en gewrichten.
Voor wie die voorzorgen neemt, is – zelfs lichte – lichaamsbeweging altijd zinvol, ongeacht de leeftijd waarop men ermee start …
Geschreven door Aude Dion.
Artikel gepubliceerd op 17/06/14.
Dat was op mijn 70ste, ondertussen zes jaar geleden. Al enkele jaren liet ik me regelmatig onderzoeken bij de uroloog. Enkele mannen uit mijn familie zijn immers vroeg overleden aan prostaatkanker. Die keer stond mijn PSA redelijk hoog, tussen de 7 en de 8 ng/ml. Dat is toch enigszins alarmerend en dus voldoende om een biopsie te laten nemen. Daaruit bleek dat ik prostaatkanker had.
Een operatie, brachytherapie (inwendige bestraling), externe radiotherapie of HIFU (High-Intensity Focused Ultrasound). Maar toen ben ik me in de materie gaan verdiepen. Ik wilde weten wat de consequenties waren van die behandelingen. Alle vier bleken ze risico’s in te houden voor tijdelijke incontinentie en tijdelijke of blijvende impotentie. Dat zag ik niet zo goed zitten.
Ik had al eens over "active surveillance" gelezen, maar professor Louis Denis, toen voorzitter van Wij Ook, vatte het nog eens goed samen. Aangezien het bij mij maar om een microscopisch kleine kanker ging, met een stabiele PSA-waarde, was een ingrijpende behandeling niet noodzakelijk. Veel mannen denken dat ze meteen iets moeten ondernemen als ze horen dat ze kanker hebben. Maar bij prostaatkanker is dat vaak niet nodig.
Drie of vier keer per jaar laat ik mijn PSA meten, om er zeker van te zijn dat die kanker zich niet plots en snel begint te ontwikkelen. Daar komt een echografie en een rectaal toucher bij. Maar op zes jaar tijd is mijn PSA nauwelijks gestegen. Ik heb dus geen behandelingen ondergaan en mijn levenskwaliteit is intact gebleven.
Mijn vrouw en mijn drie kinderen weten dat ik niet met mijn leven speel. Ze zijn net als ik goed geïnformeerd. Het is zeker geen eenvoudige beslissing om in samenspraak met de uroloog – daar leg ik toch wel de nadruk op – te kiezen om je niet te laten behandelen. Maar beslissen om wel een operatie of bestraling te ondergaan, en te leven met de neveneffecten, is dat evenmin.
Hormoontherapie vertraagt de voortgang van prostaatkanker door het testosterongehalte te verlagen. Testosteron is een hormoon dat de groei van de prostaatcellen bevordert, zowel kankercellen als niet-kankercellen. De behandeling wordt voorgeschreven aan patiënten met gevorderde prostaatkanker of bij wie de kanker ondanks een eerste behandeling terugkomt. Hormoontherapie kan ook gecombineerd worden met radiotherapie voor lokaal geavanceerde kankers (die uitzaaien tot buiten het getroffen orgaan). In België krijgen ongeveer 20.000 patiënten dit soort behandeling.
Inderdaad. Het stilvallen van de hormoonproductie gaat gepaard met symptomen die goed lijken op de typische menopauzeklachten: opvliegers, gewichtstoename, seksuele functiestoornissen, depressie, cognitieve stoornissen… Op langere termijn verhoogt deze behandeling ook sterk het risico op osteoporosebreuken en hart- en vaatziekten. Ze mag dus zeker niet onderschat worden.
De arts kan geneesmiddelen voorschrijven om het risico op osteoporosebreuken te verkleinen. Verder moeten de patiënten zich bewust zijn van de bijwerkingen en hun levensstijl aanpassen. Een evenwichtige voeding en regelmatige lichaamsbeweging zijn essentieel om complicaties bij hormoontherapie te vermijden. De Cliniques Universitaires Saint-Luc hebben daarvoor een speciaal trainingsprogramma ontwikkeld. In Vlaanderen biedt de organisatie Europa Uomo een ondersteuningsprogramma voor prostaatkankerpatiënten die hormoontherapie krijgen. Ook al kunnen dergelijke initiatieven de levenskwaliteit verbeteren en de levensverwachting verlengen, toch worden ze nog altijd niet erkend door het RIZIV. Dus moeten de ziekenhuizen of de patiënten ze zelf financieren.
Deels door zijn omvang: we verwachten tot duizend deelnemers. Maar ook de sterk internationale oriëntatie. In 2011 hielp ik twee collega’s bij de organisatie van congressen in New York en Melbourne. Vanaf dit jaar willen we tweejaarlijks een congres houden in Brussel, en op de oneven jaren afwisselend in Australië en in de Verenigde Staten.
Ruim 50, wereldwijd erkende experts zullen de meeste recente evoluties in de kennis over prostaatkanker uit de doeken doen. Samen zullen zij de globale aanpak van prostaatkanker bespreken, van a tot z, dus van het ontstaan van prostaatkanker over de nieuwste radiologische technieken tot de behandeling. Dat een dergelijk congres in Brussel kan plaatsvinden, maakt me trots: het illustreert dat de geneeskunde in ons klein landje nog steeds ‘top of the bill’ is.
We willen inderdaad het meest actuele stappenplan opstellen voor de best mogelijke behandeling van prostaatkanker. In dat plan moeten zoveel mogelijk zorgverleners zich kunnen vinden. Daarom zullen niet alleen urologen, maar ook huisartsen, radiologen, oncologen en verpleegkundigen hun mening geven op het congres. Prostaatkanker wordt immers het best uit verschillende standpunten bekeken. Achteraf zullen we dat zorgpad zoveel mogelijk promoten bij de collega’s.
Het congres is vooral voor gezondheidswerkers bedoeld, maar de patiëntenverenigingen komen wel aan het woord op het congres. Zij zullen aan artsen kunnen vertellen wat hun ervaringen met prostaatkanker zijn. De verenigingen hebben een fundamentele rol te spelen in het verwerken van de diagnose. Het uitwisselen van ervaringen tussen patiënten en de wederzijdse steun is daartoe zeer belangrijk.
Een algemene screening aan de hand van een PSA-bloedtest vermindert de sterfte aan prostaatkanker met 20%. Dat blijkt uit de ERSPC-studie, uitgevoerd in acht landen met 180.000 deelnemers, van wie overigens 10.000 uit Antwerpen.
In de eerste plaats omdat de test niet alleen verhoogde waarden laat optekenen bij prostaatkanker, maar ook bij een goedaardige prostaatvergroting en bij prostatitis (prostaatontsteking). Enkel met een biopsie kan de diagnose prostaatkanker met zekerheid gesteld worden. Daarnaast leidt de PSA-test tot overdiagnose: 30 tot 50% van de gevonden kankers zijn eigenlijk ‘slapende kankers’. Dat betekent dat ze niet agressief zijn en niet of slechts traag groeien. En dat ze dus ook niet meteen behandeld moeten worden. Een actieve opvolging volstaat.
Bij overdiagnose bestaat er een risico op overbehandeling. En overbehandeling is absoluut te vermijden. Want het gevolg is dat teveel mannen, te vroeg te maken krijgen met bijwerkingen zoals darmproblemen, incontinentie of erectiestoornissen. Deze nevenwerkingen hebben een grote impact op de levenskwaliteit.
Om 1 overlijden aan prostaatkanker te voorkomen, moeten er 1410 mannen opgeroepen worden voor een PSA-test. Bij 82 mannen leidt dat tot de diagnose prostaatkanker. Van hen zijn er 48 mannen die anders nooit gediagnosticeerd zouden worden, maar die toch behandeld worden. En 34 mannen krijgen hun behandeling veel vroeger, en moeten dus ook langer omgaan met de bijwerkingen. Dat alles vermindert de sterfte met 20%: uiteindelijk overlijden er niet 5, maar 4 van de 1410 mannen aan prostaatkanker. Deze cijfers, samen met het risico op overdiagnose en overbehandeling, verklaren waarom een algemene PSA-screening op vandaag niet aangewezen is in België.
‘PSA’ is een afkorting voor ‘prostaatspecifiek antigen’. Het is een eiwit dat aangemaakt wordt door de prostaat. De evolutie van de PSA-waarden in het bloed geeft duidelijk aan hoe een prostaatkanker evolueert nadat deze eerder werd vastgesteld. Maar in het opsporen van prostaatkankers is de PSA-test veel minder accuraat.
De PSA-test vindt test veel prostaatkankers die zo traag evolueren dat ze anders nooit waren gevonden en geen klachten hadden veroorzaakt. Maar ondertussen ondergaan die mannen wel bijkomende onderzoeken, wordt een groot deel van hen behandeld, en moeten ze leren leven met de bijwerkingen van die behandeling zoals incontinentie en impotentie. Het komt erop neer dat om één leven te redden, er 36 mannen onnodig een behandeling moeten ondergaan.
Voor prostaatkanker is er een zekere familiale belasting. Mannen van wie de vader of de broer voor zijn 60ste gestorven is aan prostaatkanker, laten zich beter vanaf hun 50ste tweejaarlijks controleren. Maar als uw vader pas op zijn 78ste te horen kreeg dat hij prostaatkanker had, is dat niet nodig. Pas bij symptomen als een verhoogde plasbehoefte, kleinere plas, moeilijk beginnen plassen, ’s nachts moeten plassen zou er een PSA-test moeten gebeuren.
Sinds 1 augustus 2012 betaalt het Riziv geen voorgeschreven PSA-test meer terug aan mannen bij wie nog geen prostaatkanker werd vastgesteld. Mannen met familiale antecedenten van prostaatkanker krijgen de test een keer per jaar terugbetaald, en dat vanaf hun 40ste. Aan mannen die gediagnosticeerd werden met prostaatkanker, en voor wie de PSA-test gebruikt wordt om de evolutie van hun ziekte te evalueren, betaalt het Riziv twee keer per jaar de test terug.
De bekkenbodemspieren zijn de spieren die het bekken onderaan afsluiten. Ze liggen tussen de twee zitbeenknobbels (dat zijn de beenderen die het gewicht van het lichaam in zithouding dragen). De bekkenbodemspieren ondersteunen de blaas en de organen in de buikholte.
Door de bekkenbodemspieren passeert de urinebuis. Als we onze bekkenbodemspieren opspannen, knijpen we de urinebuis toe en houden we zo de urine op. Sterke bekkenbodemspieren zijn dus belangrijk voor de continentie.
De bekkenbodemspieren staan niet als enige in voor de continentie. Ook de sluitspier rond de urinebuis speelt een belangrijke rol als ‘spierpoort’. Maar bij een prostatectomie wordt een deel van die sluitspier verwijderd, waardoor de spier achteraf de blaas minder goed afsluit. Daardoor hebben de meeste mannen na een prostaatoperatie last van urineverlies als ze zich inspannen, bijvoorbeeld als ze iets tillen. Sterkere bekkenbodemspieren kunnen het minder goed functioneren van die sluitspier rond de urinebuis compenseren.
Als u plast, probeer dan halverwege uw plas te onderbreken en die vervolgens opnieuw te laten lopen. Als dat lukt, gebruikt u de bekkenbodemspieren. Deze plasonderbreking dient enkel als controle voor de bekkenbodemspieren. Telkens het plassen onderbreken, is immers foutief plasgedrag en kan leiden tot een onvolledige lediging van de blaas en infecties.
U begint met de spieren 1 seconde snel op te spannen om ze daarna volledig te ontspannen. De herhaling van deze oefening helpt u om urineverlies te vermijden bij hoesten of niezen. Een tweede oefening is om de bekkenbodemspieren 10 seconden op te spannen en ze vervolgens 10 seconden te ontspannen. Deze oefening verbetert de uithouding van de spieren. Een gespecialiseerde kinesitherapeut kan u helpen om deze oefeningen goed uit te voeren.
U kunt deze twee oefeningen tien keer na elkaar herhalen, en dat drie keer per dag. Doe de oefeningen eerst liggend: dat gaat vlotter omdat de spieren dan minder druk ondervinden van de buikholte. Na verloop van tijd kunt u de oefeningen zittend of staand doen. U kunt de spieren ook opspannen net voor u moet hoesten of niezen, want dan is de kans op urineverlies meestal groter.
Het beste is om al vier tot zes weken voor de prostaatoperatie met deze oefeningen te beginnen. Dan hebt u al enige ervaring op het moment dat de katheter weggenomen wordt.
Urineverlies na prostaatoperatie is voor sommigen snel opgelost. Voor anderen kan de incontinentie na de prostaatoperatie nog enkele weken tot maanden aanhouden. Als u na een jaar nog steeds incontinent bent, kunt u het best uw uroloog contacteren om te zien welke bijkomende behandelingen er voor u mogelijk zijn.
'Dat was een grote schok. Ik wist na de eerste onderzoeken al dat de kans groot was dat ik prostaatkanker had. Maar als je het de dokter hoort zeggen, is dat toch iets anders. Gelukkig heeft de arts me snel gerustgesteld. De kanker was niet uitgezaaid naar andere organen, niet agressief en relatief klein. Verschillende behandelingen waren mogelijk.'
'De arts heeft me uitgelegd welke opties ik had, zoals een chirurgische verwijdering van de prostaat. Het risico op bijwerkingen na een dergelijke ingreep is echter groter dan na bijvoorbeeld brachytherapie (Nvdr: ook wel curietherapie genoemd). Daarom heb ik gekozen voor de tweede optie. Dit type behandeling is trouwens alleen mogelijk voor patiënten met een hele goede prognose. Dat was voor mij het geval.'
'Brachytherapie is een soort radiotherapie, maar dan inwendig. Tijdens een chirurgische ingreep werden implantaten ter grootte van een rijstkorrel geplaatst dicht bij mijn prostaat. Deze implantaten zijn bedekt met een radioactieve stof die de prostaat gedurende zes weken bestralen. Daarbij worden de kankercellen gedood. Na die zes weken is de straling nagenoeg verdwenen, maar de implantaten blijven zitten.
Met deze techniek kan een veel hogere dosis straling worden toegediend dan bij externe radiotherapie. De resultaten zijn dus beter, en de bijwerkingen minder.'
'Heel goed. 's Ochtends ben ik in het ziekenhuis aangekomen. De operatie waarbij de implantaten werden geplaatst, duurde ongeveer twee uur, en ik was in die tijd onder volledige narcose. Ik moest een nacht in het ziekenhuis blijven, ter observatie. De volgende ochtend mocht ik al naar huis.'
'Ik heb een ontsteking gekregen aan mijn rectum. En ik had ook een probleempje met een overactieve blaas in de eerste weken na de operatie. Ik had vaak een zeer sterke aandrang om te urineren en heb een paar ongelukjes gehad. Dat was allemaal een rechtstreeks gevolg van de radiotherapie. Nu is alles weer bij het oude.
Ik heb me vooral gefrustreerd gevoeld, want mijn kleinzoon was een paar dagen voor de operatie geboren. Zes weken lang mocht ik hem niet op de schoot nemen vanwege de straling van de implantaten.
De behandeling is nu al vijf jaar geleden. Het gaat goed met me en de kanker is niet teruggekomen!'
“Meestal verspreidt de kanker zich eerst via het lymfestelsel en ontstaan de eerste uitzaaiingen in de lymfeklieren. Doorgaans zijn dat eerst de lymfeklieren bij het bekken en het retroperitoneum (de ruimte achter de buikholte).
De tweede plaats waar uitzaaiingen terechtkomen, zijn de beenderen. Botuitzaaiingen of botmetastasen komen veel voor. Dat kan in het bekken, het heiligbeen of de wervelkolom zijn, maar ook in de ribben. De aangetaste wervels kunnen verzakkingen doen ontstaan (ingezakte ruggenwervels), maar ook breuken die pijn veroorzaken of beschadiging van het ruggenmerg.
Op de derde plaats komen de longen en tot slot de andere organen (lever, enz.).”
“Tot voor kort werd er bij uitgezaaide kanker – waarbij de uitzaaiingen al bij de eerste diagnose werden vastgesteld of in een latere fase verschenen – gestart met een zogenaamde primaire hormonale therapie met LHRH-agonisten of LHRH-antagonisten. Die therapie moest de testosteronproductie remmen. De effecten van die behandeling waren echter maar tijdelijk: na ongeveer 18 maanden steeg de testosteronproductie opnieuw. Daarom werd er in een tweede fase soms ook nog chemotherapie met docetaxel gegeven. Later zijn dan de hormoontherapieën van de tweede generatie verschenen, zoals abirateronacetaat en enzalutamide. Het komt er nu op aan te weten wanneer en in welke volgorde we die nieuwe therapieën moeten opstarten om de resultaten inzake vertraging van de progressie van de ziekte en verbetering van de overleving te optimaliseren.”
“Twee studies (STAMPEDE en CHARTEED) hebben bewezen dat het koppelen van de primaire hormonale therapie (de eerstelijnsbehandeling) aan een docetal-chemotherapie bij patiënten die al bij de eerste diagnose uitzaaiingen hebben, zijn nut heeft. Die combinatie van gelijktijdig toegediende behandelingen laat een verbetering van de globale overleving met ongeveer 18 maanden zien. Dat is vooral het geval bij patiënten met een hoog volume van uitzaaiingen (dat wil zeggen met botmetastasen op verschillende plaatsen en/of metastasen in de inwendige organen). Voor patiënten met kanker met weinig uitzaaiingen (laag volume) zijn de meningen over het gebruik van die combinatietherapieën nog verdeeld.”
“Toch niet. Een primaire hormonale therapie kan ook worden gecombineerd met een secundaire hormonale therapie (of tweedelijnsbehandeling) met abirateronacetaat. Twee andere studies (ook LATITUDE en STAMPEDE) – de resultaten zijn in juni van dit jaar voorgesteld – hebben onderzoek gedaan naar die combinatie van hormoontherapieën. De resultaten tonen een winst aan van meer dan 30% voor de overleving en van meer dan 50% reductie in de progressie van de ziekte bij patiënten die al bij de eerste diagnose uitzaaiingen hebben. Die verbetering is zowel te zien bij patiënten met een hoog volume aan uitzaaiingen als bij patiënten met een laag volume aan uitzaaiingen. De uitdaging zal nu dus zijn om voor elke patiënt te bepalen welke van die therapieën en combinaties we het best kiezen, telkens rekening houdend met de kenmerken van de ziekte.
Een belangrijke kanttekening: die indicaties zijn in België nog niet officieel toegelaten.”
“Het zou kunnen dat sommige oudere patiënten, patiënten die verzwakt zijn of patiënten met verschillende comorbiditeiten (hartproblemen, nierproblemen, diabetes, enz.) een van die therapieën niet verdragen. We moeten altijd rekening houden met de algemene gezondheidstoestand en eventuele comorbiditeiten van de patiënten, maar ook met hun verwachtingen om de behandeling maximaal te optimaliseren. Daarom hebben we het tegenwoordig over geneeskunde op maat van de patiënt. Zo zal het bij diabetespatiënten erop aankomen het glycemisch evenwicht met abirateronacetaat te bewaren. Dat hormoon van de nieuwe generatie moet namelijk ingenomen worden in combinatie met corticoïden en die kunnen het evenwicht bij diabetes verstoren.”
Artikel geschreven door Kathleen Mentrop, medische journaliste. Gepubliceerd op 12 oktober 2017.
In de westerse landen kampen veel meer mannen met overgewicht dan in Afrika of Azië. En net die mensen met een BMI (Body Mass Index*) hoger dan 25, maken een vergrote kans op cardiovasculaire aandoeningen zoals een hartinfarct. Maar daarnaast vergroot een hoger BMI ook de kans op kanker en prostaatkanker.
Dierlijke vetten en rood vlees zouden vermeden moeten worden. Verder wordt aangeraden om veel meer groenten te eten. Van groene thee, tomaten en sojascheuten is het preventief effect tegen prostaatkanker bijvoorbeeld aangetoond. Ten slotte zouden mannen ook minimaal 30 minuten per dag moeten bewegen. Een normale BMI tussen de 18,5 en de 25 zou het streefdoel moeten zijn.
De gunstige effecten van dergelijke supplementen zijn niet bewezen. Uit onderzoek bleek bijvoorbeeld dat extra selenium of vitamine E in tabletvorm geen enkel preventief effect hebben. Maar een gezond dieet bestaande uit groenten die selenium en vitamine E bevatten, heeft wel een aantoonbaar effect.
Twee grootschalige onderzoeken, de PCPT- en de REDUCE-trial, hebben onderzoek verricht naar de effecten van de geneesmiddelen finasteride en dutasteride. Die twee bleken de kans op prostaatkanker na 7 jaar respectievelijk na 4 jaar met ongeveer 25% te verkleinen. Momenteel wordt deze medicatie voornamelijk voorgeschreven bij plasklachten (kleinere plas, moeilijk ophouden …) door goedaardige prostaatvergroting.
*De Body Mass Index wordt berekend door het gewicht in kg te delen door het kwadraat van de lichaamslengte in meter.
Thompson IM, Lucia MS, Redman MW, et al. Finasteride decreases the risk of prostatic intraepithelial neoplasia. J Urol 178(1):107–9; discussion 110, 2007.
Andriole G, Bostwick D, Brawley O, et al. Effect of Dutasteride on the Risk of Prostate Cancer. N Engl J Med 2010; 362:1192-1202 April 1, 2010.
Wat is een recidief van prostaatkanker juist?
We spreken over een recidief van kanker als er een nieuwe kanker opduikt in een orgaan dat al eerder door een kwaadaardige tumor werd getroffen. Het risico op recidieven varieert naargelang het soort kanker.
Komt een recidief van prostaatkanker dan vaak voor?
We detecteren in België jaarlijks ongeveer 8600 nieuwe gevallen van prostaatkanker. Als er op het moment van de diagnose nog geen uitzaaiingen aanwezig zijn, kan de tumor worden verwijderd via het chirurgisch wegnemen van de prostaat. .
Jammer genoeg duikt in de tien jaar na deze ingreep bij 30% tot 50% van de patiënten op dezelfde plaats een nieuwe kanker op. Dat is een recidief van kanker.
Het is natuurlijk belangrijk om die nieuwe kanker zo snel mogelijk op te sporen, maar tot nu toe konden we die maar in minder dan 10% van de gevallen in een heel vroeg stadium opsporen. Daarmee bedoelen we: hem al detecteren bij PSA-waarden lager dan 2,0 ng/ml, met andere woorden wanneer de tumor nog heel klein is.
Hoe werkt de nieuwe vroegtijdige detectie dan juist?
We dienen de patiënt een radioactief gemerkte molecule - een zogenaamde tracer - toe die zich specifiek richt tegen het eiwit PSMA. Dat eiwit komt enkel voor bij recidiverende prostaatkankerhaarden.
Eén uur nadat we de radioactief gemerkte molecule hebben geïnjecteerd, kan een PET-scan de radioactiviteit van de ingespoten stof in het lichaam meten en zo de recidief van kanker in beeld brengen.
Als de PET-scan een recidiefhaard lokaliseert, kunnen we vervolgens een gerichte ingreep uitvoeren om zo de overlevingskansen van de patiënt te verhogen.
Wat zijn de voordelen van deze nieuwe techniek?
De nieuwe technologie heeft twee grote voordelen ten opzichte van de huidige technieken:
- Ze is veel gevoeliger voor de detectie van beginnende recidieven dan alle andere bestaande technieken samen. We zijn er dus sneller bij als een recidief de kop opsteekt en dat is goed voor de patiënt.
- We kunnen de tracer labelen met Gallium-68, een isotoop die we vrij goedkoop zelf produceren. Bij andere technieken kan de radioactieve merker enkel in gespecialiseerde laboratoria worden geproduceerd.
Zal deze nieuwe methode binnenkort courant worden gebruikt?
Zeker. Deze nieuwe methode werd onlangs voor het eerst gebruikt en we behandelen er nu onze eerste honderd patiënten mee. Als de techniek na deze honderd patiënten nog steeds dezelfde resultaten geeft, zal hij de oude technieken volledig vervangen. In het UZ Gasthuisberg in Leuven hebben ze die stap trouwens al gezet en werken ze enkel nog met de nieuwe methode.
Vanaf wanneer is het beschikbaar en voor welke patiënten is het nuttig?
De techniek is nu dus al beschikbaar in het Jules Bordet Instituut (Brussel) en in het UZ Gasthuisberg (Leuven). Het gaat natuurlijk enkel over de detectie van heel vroegtijdige recidieven (PSA-waarden die lager liggen dan 2,0 ng/ml), een stadium waarin een curatieve behandeling nog tot de mogelijkheden behoort.
Toon Verlinden
“Nee, en dat is trouwens een probleem bij prostaatkanker. Vandaag is de meest gebruikte test de meting van het totaal PSA en het vrij PSA in het bloed. Bepaling van deze merker, in combinatie met andere onderzoeken, zoals een rectaal toucher of een endorectale echografie, kan uitmaken of er een eventueel risico op kanker bestaat. Met andere woorden: na deze onderzoeken kunnen we de patiënt vertellen of er een kans bestaat dat hij prostaatkanker heeft. Let wel: het gaat slechts om een waarschijnlijkheid.”
“Via een biopsie: het wegnemen van een stukje verdacht prostaatweefsel. Dat gebeurt met een echografiesonde die in de anus gestopt wordt en waarmee er een naald wordt ingebracht in de prostaat. Een biopsie blijft vandaag nog altijd de enige manier om met zekerheid de diagnose te stellen.”
“Er worden ongetwijfeld te veel biopsieën uitgevoerd. De resultaten zijn immers vaak negatief. De patiënt is uiteraard gerust gesteld, maar het betekent ook dat hij een nodeloos invasief onderzoek heeft ondergaan. Bovendien houdt een biopsie een risico in op bloedingen of op een prostaatinfectie, en dat is nooit onschuldig voor de patiënt. Als de kans op prostaatkanker klein is, stellen we dus aan de patiënt een follow-uponderzoek voor: afwachten en drie maanden later opnieuw een bloedonderzoek uitvoeren.”
“De PCA3-test meet de aanwezigheid van sommige merkers in de urine na massage van de prostaat. Deze test kan net zo min als een PSA-meting uitsluitsel geven over de diagnose, maar hij kan wel veel nauwkeuriger het kankerrisico evalueren. De resultaten kunnen met meer zekerheid uitmaken of een biopsie echt noodzakelijk is. Helaas wordt deze dure test (€ 250) momenteel nog niet terugbetaald door het ziekenfonds. Hij is dus volledig voor rekening van de patiënt. Deze hoge kostprijs, plus het feit dat de test niet volstaat om de diagnose te stellen (een biopsie blijft hoe dan ook noodzakelijk), verklaart waarom de PCA3-test vandaag nog altijd relatief weinig gebruikt wordt.”
Het eerste thema focust op het begrijpen van de PSA-test. Dan volgt een overzicht waar we staan met de vroegdiagnose. Ten slotte wordt besproken hoe de aanpak van prostaatkanker beter zou kunnen. Een Nederlandse delegatie stelt het concept van een prostaatkankercentrum voor.
Een dergelijk zorgpad bestaat vandaag nog niet, maar het kan nuttig zijn omdat de huisarts slechts één of enkele patiënten met prostaatkanker per jaar ziet. Het zorgpad zou trouwens niet alleen aandacht moeten hebben voor prostaatkanker, maar ook voor prostatitis en goedaardige prostaatvergroting. Een ‘prostaatzorgpad’ zal de huisarts helpen zijn centrale rol in de behandeling van de ziekte te blijven vervullen.
Ook bij de vorige vijf edities was de infodag telkens volzet. In de Raadzaal van het Provinciehuis Antwerpen is er maar plaats voor 125 mensen. Maar het is wel een fantastische ruimte. De Raadzaal nodigt uit tot discussie waardoor iedereen zich betrokken voelt bij het gebeuren. Op die manier krijgen deelnemers die dag niet alleen juiste en actuele informatie over prostaatkanker, ze kunnen ook van gedachten wisselen.
- Zaterdag 17 september van 9 tot 16 uur
- Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen
- Deelname kost 20 euro (koffie, lunch en documentatie inbegrepen). Leden Wij Ook België vzw gratis.
- Inschrijven noodzakelijk voor 3 september op 03/338.91.54.
- Meer info op www.wijook.be
Beroepshalve ben ik hoofdredacteur van een wetenschappelijk-technisch tijdschrift over laboratoriumgeneeskunde. Daardoor had ik al heel wat gelezen over de PSA-test, die gebruikt wordt bij de opsporing van prostaatkanker. Zo wist ik dat in België een PSA-test terugbetaald wordt voor mannen vanaf 50 jaar. Toen ik zelf vijftig werd in mei 2001, heb ik die aangevraagd bij mijn huisarts.
Bij die eerste bepaling stonden de PSA-waarden in mijn bloed meteen goed in het rood. Een tweede test enkele weken later bevestigde dat. Ook een echografie, een rectaal onderzoek en een biopsie toonden dat er iets mis liep met mijn prostaat. Maar daarmee was de diagnose van prostaatkanker nog steeds niet helemaal zeker. Bij de derde PSA-test bleken de PSA-waarden verdubbeld. Bijkomende biopsies gingen dezelfde, slechte richting uit. Nog eens drie maanden later bleken de PSA-waarden opnieuw sterk toegenomen. Na aanvullende onderzoeken werd duidelijk dat het om prostaatkanker ging.
Van bij de eerste PSA-test had ik me uitgebreid geïnformeerd over prostaatkanker, ook al was de diagnose nog niet zeker. Zo wist ik dat de kans groot was dat ik een prostatectomie zou moeten ondergaan, een operatie waarbij de prostaat wordt weggenomen.
Op 2 januari 2002 werd ik geopereerd. Ik had het geluk dat de tumor nog volledig ingekapseld zat: er was geen weefsel rond de prostaat aangetast. Maar ik had wel de pech dat mijn rectum bij de operatie scheurde. Daardoor hadden de chirurgen de zenuwen op de prostaat niet kunnen sparen. Dergelijke complicatie komt gelukkig slechts zelden voor.
Na mijn ontslag uit het ziekenhuis ben ik meteen opnieuw aan de slag gegaan, ook al was ik de eerste weken na de operatie wat vermoeid. Met behulp van kinesitherapie lukte het me bovendien om na zes maanden zo goed als droog te blijven. Die incontinentie heeft me overigens nooit thuis gehouden. Niemand kon het klein reservoir aan mijn been zien. Het enige vervelende was dat er in de mannentoiletten van restaurants of cafés geen vuilbakjes staan voor incontinentieverbanden.
Sinds mijn operatie kan ik ook geen erecties meer krijgen. De zenuwen zijn zo beschadigd dat zelfs een erectiepil niet meer helpt. Voor mij zijn inspuitingen met prostaglandines de enige optie, en dat werkt.
Sinds de operatie heb ik geen behandeling meer moeten ondergaan. Ik word nu nog jaarlijks opgevolgd en mijn PSA-waarden, afkomstig van het restweefsel, zitten altijd op de grens van het meetbare. Achteraf gezien ben ik heel tevreden dat de kanker op tijd ontdekt werd. Prostaatkanker kan zware gevolgen hebben, ook al evolueert de ziekte doorgaans heel traag. Ik heb niet de indruk dat prostaatkanker een grote impact heeft gehad op mijn leven. Ik doe nog alles zoals voorheen.
Het onderscheid tussen een goedaardige cyste en een kwaadaardige tumor is niet altijd eenvoudig. Op CT-beelden (röntgenstralen) kunnen cysten en tumoren er zeer gelijkaar...
Lees verderEerst hebben ze neoantigenen geïdentificeerd, d.w.z. specifieke eiwitten die verschijnen als normale cellen kwaadaardig worden als gevolg van genetische mutaties. De vors...
Lees verderOncologen hebben het in The Guardian over eenvoudige, uitvoerbare, dagelijkse dingen die ze doen om kanker te voorkomen.
Het Jules Bordet Instituut – het kankercentrum van het H.U.B (academisch ziekenhuis Brussel) – biedt zijn patiënten een ultra-individuele behandeling. Dit is mogelijk dan...
Lees verder"Terzake" ging op de Dag tegen Kanker een kijkje nemen in het Universitair Ziekenhuis van Antwerpen, waar naarstig aan een doorbraak wordt gewerkt: "Het is veelbelovend,...
Lees verderProf. Roumeguère, specialist in de urologische oncologie in het Erasmusziekenhuis
Prof. Patrick Flamen, diensthoofd nucleaire geneeskunde (Jules Bordet Instituut)
Dr. Antonio Renda, uroloog in het Grand Hôpital de Charleroi (GHdC)
Chronische myeloïde leukemie
Covid-19
Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD)
Maagkanker
Melanoom
Oogontsteking, oogirritatie of droge ogen
Overactieve blaas
Transplantatie van organen