"Ik kon niet meer slapen, moest veel braken en was totaal uitgeput. Naar de dokter gaan stelde ik altijd maar uit. Ik ben apotheker met een eigen zaak. Mijn vriendin heeft mij een ultimatum gesteld en dus stond ik bij de dokter, die bloed prikte voor analyse. Zodra ik thuis was, ben ik beginnen te werken. Maar de dokter belde me nog voor sluitingstijd terug. Ik moest mijn apotheek onmiddellijk sluiten en naar het ziekenhuis gaan. Enerzijds was ik opgelucht omdat hij iets gevonden had, anderzijds was de situatie heel kritiek op dat moment. Mijn leven hing aan een zijden draadje en de volgende ochtend werd gestart met een nierdialyse. Mijn nieren werkten helemaal niet meer."
"Het verband tussen de nierinsufficiëntie en de ziekte van Fabry werd gelegd door een specialist. Het feit dat mijn nieren niet meer werkten, was eigenlijk een symptoom van een onbehandelde ziekte van Fabry. Daarna was het goochelen tussen dialysesessies en enzymtherapie. Niet gemakkelijk om dat te combineren met het werk in de apotheek. Ik nam een vervangster aan voor dinsdag en donderdag, zodat ik naar de dialyse kon. Na de dialyse was ik doodmoe, dan at ik, sliep enkele uren en stond rond halfvier terug in de apotheek. Op zaterdag was de apotheek gesloten, zodat ik naar het UZ kon om mijn enzyminfuus. Toen mijn vervangster ook ziek werd, was nachtdialyse de enige oplossing. Ik stond dus de hele dag in de apotheek. Een ander gevolg van mijn ziekte: ik mocht geen wachtdiensten meer doen."
"Omdat de diagnose van de ziekte van Fabry pas laattijdig gesteld werd, toen mijn nieren al helemaal niet meer werkten, kwam ik terecht op de wachtlijst voor een niertransplantatie. Op een gegeven moment was er een nier beschikbaar. Ik had er wel al aan gedacht dat ik dan mijn apotheek zou moeten sluiten, en dat ik de klanten hiervan niet op voorhand kon verwittigen. Maar dat zal in tijd ongeveer overeenkomen met mijn jaarlijkse vakantieperiode, dacht ik. Dat liep echter anders uit: ik kreeg een bloeding, lag enkele dagen in coma. Gelukkig doet de nieuwe nier het goed. Ik moet wel sterke medicatie nemen tegen afstoting, daardoor ben ik gevoeliger voor infecties. In de apotheek gebruik ik dus een alcoholpompje om mijn handen en de oppervlakken proper te houden. Vandaag is mijn ziekte van Fabry onder controle. Ik werk nog steeds voltijds. Alleen op maandagochtend ben ik gesloten omdat ik om de week een enzyminfuus krijg. Mijn werk is wel het laatste dat ik zou opgeven, want daar heb ik mij altijd aan kunnen optrekken."
In elk referentiecentrum voor stofwisselingsziekten is er iemand die patiënten begeleidt bij hun administratieve formaliteiten. We houden ons dus niet alleen bezig met de terugbetaling van de behandelingen, maar helpen de patiënten ook nagaan op welke overheidssteun ze recht hebben.
Uiteraard. Ze moeten dat wel schriftelijk aanvragen bij de kinderbijslagfonds. Die geeft de aanvraag dan door aan de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, die een arts aanstelt om de ernst van de aandoening te bepalen. Het al dan niet krijgen van de vergoeding en het precieze bedrag hangen vooral af van:
Personen die al gewerkt hebben, krijgen een vergoeding voor arbeidsongeschiktheid van hun ziekenfonds. Daarnaast dienen we ook een aanvraag in voor een vervangingsinkomen. Ook wie nog nooit een beroepsactiviteit heeft uitgeoefend, heeft daar recht op. Ze moeten daarvoor een aanvraag indienen bij het gemeentebestuur of bij het OCMW. De ernst van de aandoening wordt dan geëvalueerd door een arts van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid. Het al dan niet krijgen van de vergoeding en het concrete bedrag hangen af van:
Naast een maandelijkse vergoeding kunnen de patiënten ook aanspraak maken op een reeks sociale en fiscale voordelen, zoals een belastingvermindering of een terugbetaling van elektriciteits- en transportkosten.
Ze moeten trouw hun behandeling volgen en tijdig hun specialist raadplegen, voor de jaarlijkse of tweejarige verlenging van hun terugbetaling. Het RIZIV dreigt verstrooidheid immers zeer streng af te straffen. Hoe dan ook, we zijn er om de patiënten te ondersteunen en hen eraan te herinneren hoe belangrijk die formaliteiten – hoe lastig ook – zijn voor hun welzijn.
Een kinderdroom
Ik heb altijd al actrice willen worden. Mijn omgeving dacht dat het een bevlieging was die wel zou overgaan. Terwijl mijn ambitie met de jaren alleen maar is gegroeid.
Op mijn 13de kreeg ik te horen dat ik de ziekte van Pompe heb. De diagnose gooide mijn plannen wat overhoop. Ik had gehoord dat acteursopleidingen een goede fysieke conditie vereisen, omdat er ook sportcursussen bij zitten om te werken aan je uitstraling. Ik was bang dat ik zou moeten passen door mijn ziekte, die mijn spieren geleidelijk vernietigt.
In mijn geval wordt de spieraantasting afgeremd dankzij enzymvervangtherapie. De symptomen van de ziekte van Pompe vallen niet altijd op in het dagelijkse leven. Toch ben ik beperkt in sommige bewegingen, en dat zou me kunnen hinderen bij het acteren. Zo zou ik moeite hebben om snel weg te vluchten als een snoodaard het op mij gemunt heeft …
Moest u dan uw plannen opbergen als gevolg van uw ziekte?
Ik voelde me wat ontgoocheld bij het idee dat ik mijn dromen zou moeten opgeven. Toch ben ik blijven toneelspelen en is mijn passie voor film gebleven. Vandaar mijn beslissing om er na mijn laatste jaar middelbaar toch voor te gaan. Momenteel ben ik bijna klaar met een voorbereidend jaar voor een regisseursopleiding. Het is niet evident om door te breken in dit vak. Dus wil ik na de vakantie een opleiding filmmake-up volgen, als extra troef. Ik ben dol op sciencefiction en fantasiefilm, vooral dan de films van Tim Burton. Make-up is dus wel een aspect dat me goed ligt.
Na deze opleiding wil ik regie volgen of mijn kans wagen aan de ‘Cours Florent’ (een prestigieuze theateracademie in Parijs, nvdr). Ik zou ook graag naar het buitenland gaan om extra ervaring op te doen. Ik heb me al geïnformeerd: als ik een Erasmusstage of een masteropleiding volg buiten België, kan ik mijn enzymtherapie gewoon voortzetten. Zolang ik de Belgische nationaliteit behoud, is de terugbetaling gewaarborgd.
“Mijn ziekte maakt me sterker”
Mijn grootste droom is naar de Verenigde Staten trekken. Sommige mensen in mijn omgeving maken zich echter zeer snel ongerust en vinden dat ik mijn plannen moet opbergen “omdat ik ziek ben”. Zelf weiger ik me daarbij neer te leggen zolang ik niet geprobeerd heb. En ik ben vastbesloten om op één of andere manier actief te zijn in de filmwereld. Uiteraard voel ik mijn ziekte af en toe aan als een onrechtvaardigheid, maar tegelijk denk ik niet dat ik zonder mijn ziekte zo sterk gemotiveerd zou zijn. Mijn ziekte stimuleert me ergens om mezelf te overtreffen!
Article geschreven door Aude Dion, gepubliceerd op 29 juni 2015.
Intimi – partner en kinderen – zijn vaak even ongerust als de patiënt zelf, en hebben dus evenzeer nood aan eenvoudige en geruststellende uitleg over de ziekte.
Voor personen die minder dicht bij de patiënt staan, zoals vrienden, collega’s en verre familie, komt het erop aan dat ze de lysosomale ziekte in kwestie begrijpen, om de lasten en beperkingen beter te aanvaarden, en meer begrip en openheid te tonen tegenover de patiënt.
De neiging om zichzelf of de anderen te beschermen, kan goede communicatie over de ziekte, de gevolgen en de behandeling in de weg staan. Zo eenvoudig mogelijk uitleggen wat er aan de hand is daarentegen, kan begrip en ondersteuning alleen maar bevorderen.
Het is trouwens aan de patiënt om er al dan niet over te spreken en te beslissen wanneer hij dat wil doen. Niets verplicht hem om zijn ziekte aan iedereen bekend te maken: hij kan zich evengoed beperken tot enkele vertrouwenspersonen. Het is daarbij hoe dan ook belangrijk dat hij een goede band heeft met de personen in kwestie.
Ook hier is eenvoud het sleutelwoord: de informatie moet nauwkeurig, maar zo duidelijk mogelijk zijn, en aangepast zijn aan de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind. Het is zinloos om het te overstelpen met allerlei moeilijke termen. Antwoord geven op zijn vragen, is de beste manier om hem stap voor stap wijzer te maken.
Ook de arts en de psycholoog(-oge) zijn geschikte personen om met het kind te praten over de lysosomale ziekte van zijn ouder, en zij kunnen zijn vragen beantwoorden of de ouder helpen om het onderwerp ter sprake te brengen.
We raden de patiënt vaak aan om zich bij de diagnose en de verdere controlebezoeken te laten vergezellen door een vertrouwenspersoon. Op die manier voelt hij zich niet alleen, terwijl de naaste(n) beter begrijpt(-en) wat er precies aan de hand is. Tijdens die consulten krijgen patiënten en naasten ook de kans om rechtstreeks vragen te stellen aan de arts.
De partner en de naasten kunnen ook een gesprek hebben met een psycholoog als ze dat wensen. Dat is echter niet de regel, en evenmin een verplichting.
Ook begeleiding door een maatschappelijk werk(st)er behoort tot de mogelijkheden. Zijn of haar rol? De patiënt en zijn familie helpen bij alle sociale en administratieve maatregelen en formaliteiten die komen kijken bij de lysosomale ziekte.
Artikel geschreven door Marion Garteiser, gepubliceerd op 04/11/2014.
Ik behoor tot een generatie Fabry-patiënten van wie de meesten het meer dan twintig jaar lang zonder diagnose hebben moeten stellen. Ondertussen kon de ziekte wel sluipend haar werk doen en onherstelbare schade veroorzaken.
Ik kreeg mijn eerste symptomen in 1971, toen ik 12 jaar was. Ik kon absoluut niet meer tegen warmte en had last van buikkrampen en pijn aan mijn vingertoppen, tenen en kniegewrichten. Daarop volgden verschillende ziekenhuisopnames, maar de artsen slaagden er maar niet in om een diagnose te stellen. Het zat ‘in mijn hoofd’, zeiden ze. Dus leerde ik maar te leven met mijn pijn, zonder dat ik er met iemand durfde over te praten.
Een vijftiental jaar later werd ik opgenomen op de spoed met ernstige en plotse evenwichtsstoornissen. Alles draaide voor mijn ogen, ik kon niet meer lopen en de helft van mijn gezicht was verlamd. Na onderzoek door een hele reeks specialisten viel uiteindelijk het verdict: het zou gaan om multiple sclerose.
Meer dan tien jaar moest ik het stellen met deze foute diagnose, terwijl mijn symptomen (warmte-intolerantie, kriebelingen en pijn in handen en voeten) ondertussen volop voortwoedden. Op een dag kreeg ik door mijn pijnstillers een sterke huidreactie aan mijn rug. De dermatoloog bij wie ik op consult ging, had in heel zijn carrière nog maar één Fabry-patiënt gezien, maar zag aan de letsels meteen dat het om de angiokeratomen ging die zo typisch zijn voor de ziekte. En zo kreeg ik eindelijk de correcte diagnose. Ik was toen 38 en hoorde voor het eerst in mijn leven over de ziekte van Fabry.
Vandaag raakt de ziekte van Fabry steeds beter bekend. Patiëntenverenigingen organiseren zich en werken samen met andere groepen die specifiek zijn opgericht voor zeldzame ziekten, om de medische wereld en het grote publiek te helpen sensibiliseren. De ‘juiste’ diagnose wordt nu gelukkig meestal vroeger gesteld, waardoor er ook vlugger kan worden gestart met een specifieke behandeling: enzymtherapie.
Enzymsubstitutietherapie kan de ziekte van Fabry weliswaar niet genezen, maar wel het ziekteverloop afremmen en de dagelijkse levenskwaliteit van de patiënt verbeteren. Zo lijd ik zelf aan harthypertrofie, waarbij de wand van de linkerkamer uitzet. Dankzij de behandeling is deze afwijking gestabiliseerd. Als ik niet de juiste behandeling had gekregen, zou ik misschien een tweede trombose hebben gehad. Bovendien verlicht de behandeling ook geleidelijk mijn spijsverteringsproblemen (buikkrampen, constipatie, diarree …).
Uiteraard zijn er nog altijd dingen die beter kunnen. Een voorbeeld: de behandeling wordt weliswaar volledig terugbetaald door het RIZIV, maar de terugbetalingsaanvraag moet wel elk jaar opnieuw worden ingediend. Een vervelende klus en bovendien compleet onlogisch!
De enzymtherapie zelf kan voor sommige patiënten behoorlijk lastig zijn, omdat ze toegediend wordt via een infuus en men hiervoor om de twee weken naar het dagziekenhuis moet. Gelukkig worden er ook op dat vlak nieuwe pisten onderzocht. De farmabedrijven die de geneesmiddelen produceren, onderzoeken bijvoorbeeld de zin en de haalbaarheid van een ‘thuisformule’. Een thuisverpleegkundige zou dan bij de patiënt aan huis komen om het infuus aan te leggen en eventuele problemen op te lossen. Deze formule zou de levenskwaliteit en het comfort van de patiënt aanzienlijk verbeteren. Zo zouden werkende patiënten niet langer verplicht zijn om twee dagen per maand verlof te nemen voor hun behandeling. U ziet het: de situatie wordt er langzaam maar zeker beter op voor Fabry-patiënten.
Artikel geschreven door Aude Dion, medisch journalist. Gepubliceerd op 29 januari 2016.
De ziekte brak uit toen ik 20 was. Ik had gemerkt dat ik overal blauwe plekken kreeg. Dat was te wijten aan de vergroting van mijn milt. De werking van de milt was daardoor aangetast en dat veroorzaakte stollingsproblemen. De arts herkende op deze manier een van de belangrijkste symptomen van de ziekte van Gaucher. Hij bracht me op de hoogte van de diagnose. Ik kende die ziekte helemaal niet en ik moet zeggen dat ik destijds niet goed geïnformeerd werd. Ik heb mijn activiteiten dus voortgezet zonder nog aan de ziekte te denken. Ik ben gehuwd en werd zwanger. Ik heb zelfs niet gedacht aan de mogelijkheid van een genetische overdracht.
Een tijdje na de geboorte van mijn eerste kindje – ik was toen ongeveer 30 jaar – kreeg ik felle rugpijn. De oorzaak? Verzakte wervels en osteoporose. Ik werd geconfronteerd met een ander symptoom van de ziekte: de daling van de botdensiteit en dus ook van de stevigheid van de botten. In die periode werd ik behandeld voor de symptomen van de ziekte, maar ik nam geen enkel geneesmiddel om de evolutie van de ziekte te vertragen! Op een dag ontmoette ik iemand die ook getroffen was door de ziekte van Gaucher. Toen heb ik vernomen dat er wel degelijk een behandeling bestond!
Sindsdien is mijn leven veranderd. Vroeger was ik altijd uitgeput, hoewel ik een rustig leven leidde. Nu ben ik soms ook nog heel moe, maar ik ben toch in staat om te werken. Mijn armen, vingers en rug doen soms nog fel pijn, maar minder dan vroeger. Ik moet er ook voor zorgen dat ik niet val, omdat mijn botten zeer broos geworden zijn. Ik heb heel wat dingen definitief vaarwel moeten zeggen: mijn kinderen in mijn armen houden, sporten, tuinieren… Maar ik weet dat ik geluk heb in vergelijking met andere patiënten die veel meer afzien.
Om de 14 dagen ga ik naar het ziekenhuis, waar ik mijn behandeling toegediend krijg via een infuus. Soms vind ik het zwaar, maar ondertussen heb ik een band opgebouwd met de verpleegsters. En met deze behandeling moet ik mijn vakantie niet opofferen. Mijn arts kan ervoor zorgen dat ik mijn infuus in het buitenland in een universitair ziekenhuis toegediend krijg. Ondanks mijn ziekte, leid ik dus een bijna normaal leven!
“Als kind was ik vaak ziek, had ik veel buikpijn, was ik erg moe en kon ik niet tegen de zon. Rond mijn tien jaar zijn we verhuisd en moest ik naar een andere school. Toen viel het mij op dat ik bij het turnen met de andere jongens niet meekon. In die periode kreeg ik tintelingen in de ledematen, krampen in de tenen en een benauwd gevoel in de borstkas. Dat waren al symptomen van de ziekte van Fabry, maar artsen dachten toen aan hyperventilatie. Rustig zitten, in een zak blazen en ontspanningsoefeningen hielpen me te ontspannen. Op de fiets kon ik de andere jongens niet bijbenen, tot ik op mijn zestiende een brommertje kreeg. Later, toen ik met mijn apotheek gestart was, verstond ik niet waarom collega's en vrienden nog konden sporten of uitgaan na een lange dag werken. Dat kon ik niet…”
“Zodra de ziekte van Fabry gesteld werd, kreeg ik om de twee weken een infuus met enzymen. Na een paar maanden voelde ik al een verandering. In het begin kreeg ik altijd de neiging om mij uit te rekken en dat gaf een goed gevoel. Dat heb ik nu niet meer. Omdat mijn nieren het begeven hadden, moest ik aan de dialyse en later kreeg ik een niertransplantatie. We zijn nu bijna vier jaar later en mijn nieuwe nier doet het uitstekend. Ik heb geen eiwit in de urine, wat typisch is voor de ziekte van Fabry. Nu bescherm ik mijn nier goed met wel tien pillen, onder andere tegen afstoting, en met enzymtherapie tegen aantasting door de ziekte van Fabry. Ook mijn hartproblemen die verantwoordelijk waren voor de vorming van bloedklonters, blijven uit.”
“Ik ben nog steeds geen sportman. Mijn fietstest bij de cardioloog is niet perfect, maar ik kan fietsen zover ik wil en op eigen tempo. Ik heb niet geweten dat ik mij ooit zo goed kon voelen. Zelfs in de adolescentie had ik altijd de indruk dat ik met een rem dicht reed. Dus steeds tegen een zekere weerstand, en ik heb altijd met een zekere beperking geleefd. Tot beide remmen dichtgingen als mijn nieren het begaven. Maar dankzij mijn enzymtherapie is het alsof ik fiets zonder te remmen, ik kan meer doen dan ooit tevoren. Tintelingen heb ik niet meer gehad. Ik functioneer volledig normaal en voel me niet meer moe. Maar daardoor werk ik ook te hard…”
Een paar jaar geleden kreeg ik de eerste symptomen van de ziekte van Pompe, vooral spierzwakte en ademhalingsproblemen. Dat betekent dat ik elk handeling en elke stap weloverwogen moet uitvoeren, om niet te vallen. Ik heb moeite om de trap te nemen en uit een stoel of zetel te komen. Lopen is totaal onmogelijk, en als ik op mijn rug slaap, kan ik niet goed ademen. Mij aankleden en wassen vergt meer moeite dan vroeger. Door mijn spierzwakte lijd ik ook aan scoliose. Achteraf bekeken was dat trouwens het eerste symptoom dat ik voelde, al als tiener, nog voor ik wist dat ik de ziekte van Pompe had.
Ik heb het heel moeilijk om een zo 'normaal' mogelijk leven te leiden. Ik doe er alles aan om me niet op te sluiten. Als ik ergens naartoe ga, moet ik vaak een paar minuten de tijd nemen om de locatie in kwestie 'af te scannen', bijvoorbeeld om te kijken welke plaatsen hoog genoeg zijn om te kunnen zitten, te lage stoelen te vermijden en na te gaan of er een lift is. Sinds kort moet ik mijn woning speciaal laten aanpassen aan mijn handicap. Zo heb ik een medisch bed aangeschaft dat elektrisch verstelbaar is, een extra trapleuning laten installeren, mijn salon doen verhogen en een elektrisch regelbare bureaustoel gekocht. En in de toekomst zou ik ook mijn badkamer moeten laten aanpassen. Ik heb een beademingstoestel voor 's nachts, al heb ik het nog nooit gebruikt, want ik vind zo'n masker gewoon ondraaglijk. Gelukkig heb ik absoluut geen ademhalingsondersteuning meer nodig sinds ik behandeld word.
Een normale studente
Het moeilijkste dit jaar waren niet de studies op zich, maar studeren in een andere stad dan mijn geboortestad.
Alleen op kot bleek zwaarder dan ik dacht: de vele trappen die ik telkens moet nemen, het huishouden doen, koken, te voet naar school gaan … Dat alles vergt flink wat energie.
Naar een andere stad verhuizen, heeft ook mijn behandeling enigszins veranderd. Ik krijg nu enzymvervangtherapie en moet geneesmiddelen nemen die de ziekte van Pompe afremmen. Ik krijg die behandeling één keer om de twee weken in de vorm van een infuus. Ik moet dan één dag in het ziekenhuis blijven om het infuus te krijgen en nadien nog wat te rusten. Een nieuwe stad betekende ook: een ander ziekenhuis. Ik moet daarvoor nu het openbaar vervoer nemen en dan nog 15 à 20 minuten lopen. Dat is zeer vermoeiend, temeer omdat ik me uitgeput voel na zo’n infuus. Naar huis gaan, vergt dan ook veel inspanningen. Gelukkig heb ik die dag geen les.
Ik ben gestopt met sporten
Aangezien ik veel rondwandel in Brussel, ben ik gestopt met mijn wekelijkse kine sessies. Maar ik moet er weer mee starten, want wandelen alleen volstaat niet om al mijn spieren te doen werken.
Vroeger danste ik ook veel, maar ook dat heb ik opgegeven. Ik ben wat bang om in een groep terecht te komen waar ik niemand ken. Want er zullen van bij het begin bewegingen zijn die ik niet meer kan uitvoeren, en ik ben niet van plan om meteen te zeggen dat ik ziek ben. Ideaal zou zijn dat ik een activiteit kan doen met minstens één iemand die ik ken, zodat ik me meer op mijn gemak voel.
Begrip vragen voor een ziekte die niet opvalt
In mijn thuisstad zijn al mijn jeugdvrienden op de hoogte van mijn ziekte. Ze beseffen dus goed welke implicaties die heeft. Met mijn vrienden hier ligt dat anders. In het begin had ik echt geen zin om erover te praten en voelde ik me beschaamd. Uiteindelijk heb ik hen dan toch uitgelegd waarom ik bijvoorbeeld niet kan volgen als ze flink doorstappen. Maar aangezien de ziekte van Pompe niet opvalt, hebben de mensen de neiging om er niet aan te denken en niet te snappen wat er scheelt.
Uiteindelijk was het een grote uitdaging om in mijn eentje naar een andere stad te trekken voor mijn hogere studies. Toch heb ik nergens spijt van, integendeel ik koester nog grotere ambities. Ik overweeg zelfs om naar het buitenland te trekken, om mijn kansen te verhogen om ooit door te breken in de filmwereld. Een dergelijke uitdaging is voor mij een manier om mijn ziekte een stevige hak te zetten. Het is mijn manier om te laten zien dat ik niet met mij laat sollen, dat ik het ben die beslis!
Article geschreven door Aude Dion, gepubliceerd op 15/09/2015.
“Vijf jaar geleden kreeg ik te horen dat ik de ziekte van Pompe heb, en dat na 14 jaar lastige en soms zelfs pijnlijke onderzoeken. Na een abnormale bloeduitslag vertelden de artsen mij dat er iets niet klopte. Ik ben toen naar verschillende specialisten geweest. Maar die vonden niets en konden mijn probleem niet benoemen. Op mijn 17de hoorde ik toevallig een gesprek tussen een specialist en mijn ouders. Hij verklaarde dat ik op mijn 30ste in een rolstoel zou zitten. Een drama voor mij, want ik verkeerde toen nog in topvorm.”
“Ontgoocheld door het gebrek aan resultaten kwam ik uiteindelijk bij een specialist terecht, die me zeer grondig heeft onderzocht. Hij was de eerste die me heeft onderworpen aan een genetisch onderzoek. Het wachten op de resultaten leek wel eindeloos. Tot de diagnose uiteindelijk viel. Jaren nadat de artsen eerst een leverprobleem hadden vermoed, vernam ik dat ik een vorm van myopathie had, meer bepaald een lysosomale ziekte: de ziekte van Pompe.”
“Nooit had ik van deze ziekte gehoord, maar de diagnose sloeg in als een bom. Ik werd overstelpt door emoties en kon niet meer helder denken. Ik was verbijsterd dat er na zoveel jaar eindelijk een naam kon worden geplakt op mijn ziekte. Maar de uitleg die ik erbij kreeg, maakte me ook doodsbang: wat stond er mij nog allemaal te wachten? Vervolgens vertelde de specialist me dat er een gloednieuw geneesmiddel bestond, dat de degeneratieve evolutie van de ziekte van Pompe kan stabiliseren. Die dag werd ik heen en weer geslingerd tussen opluchting en droefheid, tussen angst en vreugde. Dat was emotioneel een zware dobber.”
“In 2009 deed de Europese Raad de aanbeveling dat de lidstaten van de Europese Unie tegen 2013 een plan voor zeldzame ziekten, waaronder lysosomale ziekten, moeten opstellen en implementeren. Daarop gaven de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Laurette Onkelinx en het RIZIV (Rijksdienst voor Ziekte- en Invaliteitsverzekering) de opdracht aan het Fonds Zeldzame Ziekten en Weesgeneesmiddelen om samen met alle actoren op het terrein aanbevelingen uit te werken.
“De aanbevelingen werden uitgedacht door acht thematische werkgroepen bestaande uit artsen, ziekenfondsen, patiëntenvertegenwoordigers van RaDiOrg.be, VPP, LUSS enz. Zij zaten gedurende twee jaar samen en werkten een reeks concrete maatregelen uit voor een tiental domeinen zoals het opzetten van expertisecentra, de inventarisatie van zeldzame ziekten, het empoweren van patiënten, het stimuleren van onderzoek enz.”
“Het Fonds heeft de aanbevelingen voor het Plan in september 2011 aan de minister overhandigd. Sindsdien hebben de stakeholders maar weinig gehoord over de concrete uitwerking ervan. De enige stand van zaken die de minister tot nog toe gegeven heeft, was naar aanleiding van de internationale Zeldzame Ziektendag afgelopen februari. Toen werd het budget bekend gemaakt voor vijf prioritaire maatregelen, zoals de oprichting van extra expertisecentra en een centraal register van patiënten met een zeldzame ziekte, toegang tot en snellere terugbetaling van sommige geneesmiddelen en de terugbetaling van DNA-onderzoek in het buitenland.”
“In de aanbevelingen ging er inderdaad veel aandacht naar het ‘empoweren’ van patiënten. Dat betekent: patiënten aanmoedigen mondig te zijn tegen professionelen en zelf aan het stuur te zitten van zijn zorgtraject. Maar empoweren houdt ook in dat patiënten nauwkeurige en uitgebreide informatie moeten krijgen over hun behandeling en ziekte, en de beschikbare diensten. In dat kader heeft de minister een bedrag voorzien voor een vijfde maatregel, namelijk de vertaling van Orphanet, de uitgebreide informatiewebsite over zeldzame ziekten, naar het Nederlands. Dat is ondertussen gedeeltelijk gebeurd.”
“Omdat Europa de lidstaten aanbevolen heeft om tegen 2013 een plan voor te leggen, gaan wij er van uit dat dit voor het einde van het jaar nog zal gebeuren. Enerzijds zijn we ongeduldig, omdat we tot nu toe maar weinig op de hoogte werden gehouden. En dat geldt niet alleen voor RaDiOrg.be, maar ook voor de rest van de stakeholders. Als we informatie willen, moeten we zélf naar de minister stappen. Maar je kan haar deur natuurlijk ook niet platlopen… Anderzijds begrijpen we dat dit een politieke beslissing is die tijd vraagt.”
Wat we willen doen is natuurlijk onze mening geven over het Plan én betrokken worden bij de implementatie ervan. Of we gehoord zullen worden is een andere zaak… Ondertussen blijven we naar manieren zoeken om informatie te verkrijgen over de status van het Plan. In ieder geval: wij zijn doorzetters, en we geven niet op (lacht).
Dat is voor het eerst het geval in de cursus biochemie, in het tweede bachelorjaar Geneeskunde. Lysosomale ziekten laten toe de meer theoretische delen van de cursus te illustreren, in die zin dat hun specifieke biochemische mechanismen worden toegelicht. Daarnaast is er ook aandacht voor behandelingen die de falende biochemische mechanismen kunnen corrigeren. De symptomen en de diagnose daarentegen worden pas besproken in het eerste masterjaar.
Daarnaast bestaat er nog een facultatieve module van 30 uur over stofwisselingsziekten, waarvan 2 uur gewijd zijn aan lysosomale ziekten.
Ik stel vast dat de optionele module over stofwisselingsziekten op steeds meer interesse kan rekenen. Een paar jaar geleden schreven zich daarvoor vooral biochemici in, terwijl vandaag steeds meer artsen de cursus volgen.
De leerstof over lysosomale ziekten in de les biochemie biedt trouwens een goede gelegenheid om de pure theorie te overstijgen, iets wat de studenten altijd op prijs stellen.
Ja en nee. Het basisprincipe van deze aandoeningen is makkelijk uit te leggen, maar het klinische aspect is een heel stuk complexer. Deze ziekten kunnen immers gepaard gaan met tal van uiteenlopende symptomen. Vandaar dat het onmogelijk is om alle lysosomale ziekten te bespreken zonder in een soort “cataloguscursus” te vervallen. Om dat te vermijden, geven we alleen les over lysosomale ziekten die kunnen worden behandeld. Het is beter om die grondig te leren kennen dan om alle ziekten vluchtig te overlopen.
Toch niet. Artsen kunnen pas voldoende expertise opdoen als ze een groot aantal patiënten kunnen opvolgen. En aangezien lysosomale ziekten nu eenmaal zeldzaam zijn, is het beter dat er niet te veel specialisten zijn. België telt 6 centra voor stofwisselingsziekten, en dat is genoeg. Let wel: dat geldt vooral voor pediaters, niet voor de artsen die volwassen patiënten behandelen. Daar is er wel degelijk een tekort. Veel van die patiënten blijven trouwens bij hun pediater gaan, ook als ze volwassen zijn.
Geschreven door Élise Dubuisson.
Artikel gepubliceerd op 25/03/14.
De patiënt in kwestie was een man in zijn dertigerjaren. Dat is wel erg jong om een beroerte, ook wel cerebrovasculair accident (CVA) genoemd, te doen. Bovendien bleek dat hij al in behandeling was bij een neuroloog voor vreemde tintelingen in zijn handen en voeten, bijvoorbeeld wanneer hij koud of warm water aanraakte. Het CVA en die temperatuurgevoeligheid deden een lichtje branden: ik herinnerde me een informatiefolder over de ziekte van Fabry. De symptomen die de patiënt had, kwamen wel heel sterk overeen met de symptomen op de folder. Samen met de patiënt overliep ik de andere symptomen… en ze bleken op hem van toepassing.
Zo bleek dat de patiënt al sinds zijn puberteit last had van toenemende rode vlekjes rond de navel en onderbuik. Ook wist hij van een cardioloog dat hij een uitgezette hartspier had. Ik liet de patiënt een aantal tests ondergaan en daaruit bleek dat het enzym alfa-galactosidase bij hem niet werkte, wat typisch is voor patiënten met de ziekte van Fabry.
Enerzijds was hij opgelucht om te horen vanwaar zijn klachten vandaan kwamen…en dat er een behandeling voor was! Anderzijds schrok hij toen hij vernam dat de ziekte van Fabry een erfelijke aandoening is: was er gevaar voor zijn zoontje? Ik stelde hem gerust dat de ziekte van Fabry gebonden is aan het X-chromosoom. Vaders kunnen hun gemuteerde X alleen overdragen op hun dochters, moeders daarentegen op hun dochters én zonen. Mijn patiënt heeft de ziekte dus van zijn moeder geërfd. Maar omdat zij geen klachten had, had mijn patiënt nooit kunnen weten dat hij ook aan Fabry leed.
Van die rode vlekjes rond zijn navel, angiokeratomen, bleek de patiënt al jaren last te hebben. Een dermatoloog aanzag ze verkeerdelijk voor petechiën (kleine huidbloedinkjes). Was zijn dermatoloog attent geweest, dan had men kunnen overgaan tot een behandeling, en zijn ziekte kunnen afremmen. Maar lysosomale ziekten komen nu eenmaal weinig voor, waardoor artsen soms te weinig kennis hebben. Anderzijds hebben veel mensen angiokeratomen zonder de ziekte van Fabry te hebben. Hier is de vraag dus of die allemaal gescreend moeten worden...
Vroeger woonden mijn vrouw en ik in een bel-etagewoning, met de garage op de benedenverdieping, de woonkamer op de eerste verdieping en de slaapkamers op de tweede. Met al die kronkeltrappen was deze woning niet geschikt voor mensen met de ziekte van Pompe en de bijbehorende problemen. In dergelijk huis waren kinderen gewoon uitgesloten, want ik had me er nooit kunnen verplaatsen met de baby, de luierpakketten, de kinderwagen … Pas toen we verhuisd waren, begonnen we ernstig aan kinderen te denken.
Aangezien de ziekte van Pompe genetisch is, was ik vooral bang om deze door te geven aan ons kind. Vandaar dat mijn vrouw een genetisch onderzoek (een gewone bloedafname) onderging om na te gaan of ze drager was van het defecte gen. Tot onze grote opluchting was ze dat niet. Nu we de zekerheid hadden dat ons kind de ziekte niet kon krijgen, waagden we het erop. Enkele maanden later kwam de kleine Eva in ons leven …
Toch was mijn angst daarmee niet volledig bezworen. Zou ik wel goed voor mijn kind kunnen zorgen? Gelukkig was mijn vrees snel van de baan. Ik ben weliswaar geen ‘gewone’ papa: ik kan mijn dochtertje niet in de armen nemen als ik rechtsta, ik moet gaan zitten om met haar te spelen … Maar ik heb het geluk een buitengewone echtgenote te hebben die zo nodig alle taken van mij overneemt. We hebben ook aangepast kinderverzorgingsmateriaal gekocht, al was dat misschien niet echt nodig, want ik kan mezelf nog vrij goed beredderen. Vandaag probeer ik alles zo normaal mogelijk aan te pakken. Als dat niet lukt, kan ik sowieso op mijn vrouw rekenen. We vinden altijd wel een manier om ons aan de situatie aan te passen.
Eva begrijpt de situatie perfect. We hebben haar op een eenvoudige manier uitgelegd wat mijn probleem is. Ze snapt perfect dat ik ziek ben en daardoor bepaalde dingen niet meer aankan. Nu ze opgroeit, probeert ze me zelfs zo goed mogelijk te helpen. Een voorbeeld? Ik kan moeilijk de trap op, en als ze vóór mij boven is, draait ze zich om, strekt ze haar armpjes uit en ‘helpt’ ze me met een bemoedigend “Komaan papa!” om de laatste treden te nemen.
Kortom, mijn dochtertje is mijn levensvreugde. Op dagen dat ik het echt niet zie zitten en bijvoorbeeld met lood in de schoenen naar mijn dagelijkse kine-sessies ga, hoor ik een stemmetje dat mij toefluistert: Laat de moed niet zakken, want je dochtertje heeft je nodig!. Al mijn angsten zijn gesmolten als sneeuw voor de zon. U kunt zich dan ook niet voorstellen hoe jammer ik het vind dat ik niet vroeger aan kinderen begonnen ben …
Onze relatie was nog pril toen mijn nieren het begaven en ik met spoed naar het ziekenhuis moest. De diagnose van de ziekte van Fabry was toen nog niet gesteld. De dokters zeiden dat ik de ochtend niet zou halen. Maar ik kwam erdoor en moest aan de dialyse. Een jaar later werd de ziekte van Fabry gediagnosticeerd en sindsdien krijg ik om de 14 dagen een enzyminfuus. Ongeveer twee jaar na mijn eerste dialyse werd ik getransplanteerd en konden we eindelijk samen op reis. Fysiek ging het beter met mij maar dat was niet het geval met onze relatie. Caroline was opgebrand: ik stond immers centraal in alles wat we deden en ik werkte bovendien zeer hard. Zij heeft dan de knoop doorgehakt en is bij mij weggegaan. Uit schrik voor de toekomst? Ik weet het niet, want ik wist zelf niet wat de toekomst mij zou brengen.
Ik heb het heel moeilijk gehad met die breuk. Toen ze weg was, heb ik mij heel ongelukkig gevoeld, met ‘pijn in mijn hoofd’. Dat had ik door mijn ziekte van Fabry nooit gevoeld: die zat alleen in mijn lichaam. Maar ze zei “je gaat niet dood zonder mij.” En het was waar: ik heb een heel jaar mijn plan getrokken zonder haar. Integendeel, ik ben er emotioneel sterker uitgekomen. Een jaar later is mijn vader ernstig ziek geworden. Caroline is toen meegegaan naar mijn ouders: dat was een weerzien alsof ze nooit weggeweest was. Ze hebben dan ook veel steun gehad aan elkaar, alle drie, toen ik zo ziek was.
We zijn elkaar weer regelmatig beginnen te zien. Dankzij de enzymtherapie voel ik mij nu veel beter dan ooit tevoren. We zijn terug samen… en gaan trouwen! De toekomst ziet er op dat vlak dus heel mooi uit. Aan kinderen zijn we nog niet toe. We spreken er wel over. Maar ik ben al blij dat Caroline er is, want mijn ziekte is geen cadeau.
Mensen met een lysosomale ziekte, zoals mucopolysaccharidose type 1 (MPS1), de ziekte van Pompe, de ziekte van Gaucher en de ziekte van Fab...
Lees verderNaar aanleiding van de recentste bijeenkomst van de groep ‘Ziekte van Pompe’ van de ABMM (Association Belge contre les Maladies Neuro-Musculaires, de Franstalige zusterve...
Lees verderLichaamsbeweging: een bondgenoot bij lysosomale ziekten
“In de regel is elke vorm van matige en aangepaste lichaamsbeweging positief en zelfs aan te raden”, benadrukt...
Lees verderThreshold om de ademhalingsspieren te trainen
De Threshold ademtrainer is een specifiek apparaat om de kracht en het uithoudingsvermogen van de ademhalingsspieren te tr...
Lees verderWelke gevolgen heeft de ziekte van Pompe voor het doen en laten van een jonge vrouw? Tiffany deelt haar ervaringen met ons: haar alledaags leven, haar studies, haar werk,...
Lees verderPijn aan handen en voeten, darmproblemen, vermoeidheid… Symptomen die niet zichtbaar zijn, maar wel het dagelijks leven bemoeilijken van Marlou, die sinds haar adolescent...
Lees verder"Terzake" ging op de Dag tegen Kanker een kijkje nemen in het Universitair Ziekenhuis van Antwerpen, waar naarstig aan een doorbraak wordt gewerkt: "Het is veelbelovend,...
Lees verderDe 25-jarige Tiffany Rooze maakte van haar zeldzame ziekte een troef en brengt haar eerste kortfilm uit.
Amandine nam loopbaanonderbreking om te zorgen voor haar zoon Maxim (7 jaar), die het syndroom van Hunter (MPS II) heeft
Dany, 53 jaar
Chronische myeloïde leukemie
Covid-19
Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD)
Maagkanker
Melanoom
Oogontsteking, oogirritatie of droge ogen
Overactieve blaas
Transplantatie van organen